Kenwood CMOS-210 User Manual - Page 50

Camera instellen uitsluitend CMOS-310

Page 50 highlights

Camera instellen (uitsluitend CMOS-310) Bediening schakeleenheid De schakeleenheid kan worden gebruikt om de beeldweergavemodus te schakelen, de weergave van de begeleidingslijnen te tonen/verbergen en de camera te verstellen. Weergavetoets • Schakelt tussen de beeldweergavemodi. • Selecteert een item in de instellingsmodus. • Ingedrukt houden om de begeleidingslijnen weer te geven of te verbergen. Camera-instellingsprocedure 1 Voer vooraf alle noodzakelijke aansluitingen uit. 2 Geef het videobeeld van de camera weer. Sommige videomonitoren schakelen automatisch over naar de externe video-ingangsfunctie. Voor meer informatie raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van uw videomonitor. 3 Houd de weergave- en de + toets van de schakeleenheid tegelijkertijd ingedrukt om de camera-instellingsmodus te activeren. 4 Selecteer eerst de positionering van de camera. +/− toets Beweegt langs de items van de instellingsmodus of stelt een afstellingswaarde in. Voorbereiding voor het instellen van de camera 1 Breng de auto tot stilstand. In een parkeervak met witte lijnen en wielblokkeringen parkeert u de auto in het midden van het wit omlijnde kader. 2 Rij de auto naar voren. • Rij de auto naar voren tot het volledig parkeervak in het camerabeeld zichtbaar is. • Zorg ervoor dat de handrem aangetrokken is en trap het rempedaal in zodat de auto volledig stilstaat. Voer de instelling uit op een plek waar dit geen overlast voor andere mensen vormt. 50 | CMOS-310/CMOS-210 Gebruik de + of - toets om een item te selecteren en druk op de weergavetoets om de selectie in te voeren. • Wanneer de camera als achteruitrijcamera wordt gebruikt, drukt u op [OK]. • Wanneer de camera als vooruitcamera wordt gebruikt, selecteert u [Switch to Normal Image Display] en selecteert u vervolgens [OK]. • Door [Reset All] te selecteren, worden alle camera- instellingen teruggezet naar de standaardwaarden. 5 Selecteer een camera-instelitem en stel het in. De volgende items zijn beschikbaar voor het instellen van de camera. 1. Beeldafstellingen bovenaanzicht (centreren, linker- en rechterhoek, hoek omhoog en omlaag) 2. Afstellingen begeleidingslijn groothoekbeeld (grootte, horizontale richting, verticale richting, positieinstelling rode lijn) Een item selecteren: Druk op de + of - toets om een item te selecteren en druk op de weergavetoets om de selectie in te voeren. Wanneer een item voor aanpassing geselecteerd is, verandert het kader van diens pictogram van blauw in rood.

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116

50
|
CMOS-310/CMOS-210
Bediening schakeleenheid
De schakeleenheid kan worden gebruikt om de
beeldweergavemodus te schakelen, de weergave van de
begeleidingslijnen te tonen/verbergen en de camera te
verstellen.
Weergavetoets
• Schakelt tussen de beeldweergavemodi.
• Selecteert een item in de instellingsmodus.
Ingedrukt houden om de begeleidingslijnen weer te
geven of te verbergen.
+/±
toets
Beweegt langs de items van de
instellingsmodus of stelt een
afstellingswaarde in.
Voorbereiding voor het instellen van de
camera
1
Breng de auto tot stilstand.
In een parkeervak met witte lijnen en wielblokkeringen
parkeert u de auto in het midden van het wit omlijnde kader.
2
Rij de auto naar voren.
Rij de auto naar voren tot het volledig parkeervak in het
camerabeeld zichtbaar is.
Zorg ervoor dat de handrem aangetrokken is en trap het
rempedaal in zodat de auto volledig stilstaat. Voer de instelling
uit op een plek waar dit geen overlast voor andere mensen vormt.
Camera-instellingsprocedure
1
Voer vooraf alle noodzakelijke aansluitingen uit.
2
Geef het videobeeld van de camera weer.
Sommige videomonitoren schakelen automatisch over naar
de externe video-ingangsfunctie. Voor meer informatie
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van uw videomonitor.
3
Houd de weergave- en de + toets van de
schakeleenheid tegelijkertijd ingedrukt om de
camera-instellingsmodus te activeren.
4
Selecteer eerst de positionering van de
camera.
Gebruik de + of - toets om een item te selecteren en druk op
de weergavetoets om de selectie in te voeren.
• Wanneer de camera als achteruitrijcamera wordt
gebruikt, drukt u op [OK].
• Wanneer de camera als vooruitcamera wordt gebruikt,
selecteert u [Switch to Normal Image Display] en
selecteert u vervolgens [OK].
• Door [Reset All] te selecteren, worden alle camera-
instellingen teruggezet naar de standaardwaarden.
5
Selecteer een camera-instelitem en stel het in.
De volgende items zijn beschikbaar voor het instellen van
de camera.
1.
Beeldafstellingen bovenaanzicht
(centreren, linker- en rechterhoek, hoek omhoog en
omlaag)
2.
Afstellingen begeleidingslijn groothoekbeeld
(grootte, horizontale richting, verticale richting, positie-
instelling rode lijn)
Een item selecteren:
Druk op de + of - toets om een item te selecteren en druk op
de weergavetoets om de selectie in te voeren. Wanneer een
item voor aanpassing geselecteerd is, verandert het kader
van diens pictogram van blauw in rood.
Camera instellen (uitsluitend CMOS-310)