Lenovo ThinkCentre Edge 71 (Dutch) User Guide - Page 47

Geheugenmodules installeren of vervangen

Page 47 highlights

7. Draai de kaartklem dicht om de PCI-kaart vast te zetten. Figuur 14. Een PCI-kaart installeren 8. Breng daarna de schroef weer aan waarmee de PCI-kaartklem wordt bevestigd. Volgende stappen: • Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. • Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar "Het vervangen van de onderdelen voltooien" op pagina 50. Geheugenmodules installeren of vervangen Attentie: Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de "Belangrijke veiligheidsvoorschriften" op pagina v hebt gelezen en begrepen. In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een geheugenmodule. Uw computer beschikt over twee sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR3 UDIMMs. Daardoor kunt u het systeemgeheugen uitbreiden tot maximaal 8 GB. Gebruik bij het installeren of vervangen van een geheugenmodule DDR3 UDIMMs van 1 GB, 2 GB of 4 GB in elke combinatie tot maximaal 8 GB. U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen: 1. Zet de computer uit en haal alle stekkers uit de stopcontacten. 2. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen" op pagina 30. 3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat. 4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 11. 5. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen te komen. Bij bepaalde modellen moet de PCI Express x16 grafische kaart worden verwijderd om bij de geheugenaansluitingen te kunnen komen. Zie "PCI-kaart installeren of vervangen" op pagina 32. Hoofdstuk 5. Hardware installeren en vervangen 35

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128

7. Draai de kaartklem dicht om de PCI-kaart vast te zetten.
Figuur 14. Een PCI-kaart installeren
8. Breng daarna de schroef weer aan waarmee de PCI-kaartklem wordt bevestigd.
Volgende stappen:
Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”
op pagina 50.
Geheugenmodules installeren of vervangen
Attentie:
Open uw computer niet of probeer geen reparatie voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften” op
pagina v hebt gelezen en begrepen.
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een geheugenmodule.
Uw computer beschikt over twee sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR3 UDIMMs. Daardoor
kunt u het systeemgeheugen uitbreiden tot maximaal 8 GB. Gebruik bij het installeren of vervangen van een
geheugenmodule DDR3 UDIMMs van 1 GB, 2 GB of 4 GB in elke combinatie tot maximaal 8 GB.
U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen:
1. Zet de computer uit en haal alle stekkers uit de stopcontacten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen” op pagina 30.
3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
5. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen te komen. Bij bepaalde
modellen moet de PCI Express x16 grafische kaart worden verwijderd om bij de geheugenaansluitingen
te kunnen komen. Zie “PCI-kaart installeren of vervangen” op pagina 32.
Hoofdstuk 5
.
Hardware installeren en vervangen
35