Lenovo ThinkCentre Edge 91 (Dutch) User Guide - Page 49

Geheugenmodules installeren of vervangen, Volgende stappen

Page 49 highlights

Volgende stappen: • Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. • Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar "Het vervangen van de onderdelen voltooien" op pagina 59. Geheugenmodules installeren of vervangen Attentie: Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de "Belangrijke veiligheidsvoorschriften" hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar: http://www.lenovo.com/support In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een geheugenmodule. Uw computer beschikt over vier sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR3 UDIMMs. Daardoor kunt u het systeemgeheugen uitbreiden tot maximaal 16 GB. Houd u bij het installeren of vervangen van geheugenmodules aan de volgende richtlijnen: • Gebruik DDR3 UDIMMs van 1 GB, 2 GB of 4 GB in elke willekeurige combinatie, tot een maximum van 16 GB. • De volgende tabel biedt informatie over de geheugenmodule installatievoorwaarden welke u in acht dient te nemen wanneer u een geheugenmodule installeerd of verwijderd. Het x-teken geeft de geheugenmodule(s) aan waar u de geheugenmodule kunt installeren voor verschillende situaties. De nummers 1, 2, 3 en 4 geeft de installatievolgorde aan. UDIMM Één UDIMM Twee UDIMMs Drie UDIMMs Vier UDIMMs DIMM 1 X, 1 DIMM 2 X X, 1 X, 1 X, 2 DIMM 3 X, 2 X, 3 DIMM 4 X, 2 X, 3 X, 4 U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen: 1. Zet de computer uit en haal alle stekkers uit de stopcontacten. 2. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen" op pagina 32. 3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat. 4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 13. 5. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen te komen. Bij bepaalde modellen moet de PCI Express x16 grafische kaart worden verwijderd om bij de geheugenaansluitingen te kunnen komen. Zie "PCI-kaart installeren of vervangen" op pagina 35. 6. Voer, afhankelijk van de vraag of u een geheugenmodule installeert of vervangt, één van de volgende handelingen uit: Hoofdstuk 5. Hardware installeren en vervangen 37

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136

Volgende stappen:
Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”
op pagina 59.
Geheugenmodules installeren of vervangen
Attentie:
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de “Belangrijke veiligheidsvoorschriften”
hebt gelezen in de publicatie
ThinkCentre Veiligheid en garantie
die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar
van de publicatie
ThinkCentre Veiligheid en Garantie
gaat u naar:
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een geheugenmodule.
Uw computer beschikt over vier sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR3 UDIMMs. Daardoor
kunt u het systeemgeheugen uitbreiden tot maximaal 16 GB. Houd u bij het installeren of vervangen van
geheugenmodules aan de volgende richtlijnen:
Gebruik DDR3 UDIMMs van 1 GB, 2 GB of 4 GB in elke willekeurige combinatie, tot een maximum
van 16 GB.
De volgende tabel biedt informatie over de geheugenmodule installatievoorwaarden welke u in acht
dient te nemen wanneer u een geheugenmodule installeerd of verwijderd. Het x-teken geeft de
geheugenmodule(s) aan waar u de geheugenmodule kunt installeren voor verschillende situaties. De
nummers 1, 2, 3 en 4 geeft de installatievolgorde aan.
UDIMM
DIMM 1
DIMM 2
DIMM 3
DIMM 4
Één UDIMM
X
Twee UDIMMs
X, 1
X, 2
Drie UDIMMs
X, 1
X, 2
X, 3
Vier UDIMMs
X, 1
X, 2
X, 3
X, 4
U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen:
1. Zet de computer uit en haal alle stekkers uit de stopcontacten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de computer verwijderen” op pagina 32.
3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 13.
5. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen te komen. Bij bepaalde
modellen moet de PCI Express x16 grafische kaart worden verwijderd om bij de geheugenaansluitingen
te kunnen komen. Zie “PCI-kaart installeren of vervangen” op pagina 35.
6. Voer, afhankelijk van de vraag of u een geheugenmodule installeert of vervangt, één van de volgende
handelingen uit:
Hoofdstuk 5
.
Hardware installeren en vervangen
37