Lenovo NetVista A22 User guide for NetVista 2256, 2257, 6339, 6341, 6342, 6346 - Page 69

Hoofdstuk 6. De configuratie van de computer bijwerken

Page 69 highlights

Hoofdstuk 6. De configuratie van de computer bijwerken Dit hoofdstuk bevat informatie over het bijwerken configuratie-instellingen, het installeren van stuurprogramma's (indien nodig voor een nieuwe optie) en het wissen van een vergeten wachtwoord. Meer informatie over het gebruik van het BIOSconfiguratieprogramma vindt u in Access IBM op het bureaublad. Na het toevoegen van opties moeten de configuratie-instellingen worden bijgewerkt. In de meeste gevallen wordt de configuratie automatisch bijgewerkt. In sommige gevallen verschijnt er als u de computer opstart nadat u een optie hebt geïnstalleerd een fout (zie het voorbeeld hieronder). POST Startup Error(s) The following error(s) were detected when the system was started: 162 Configuration Change Has Occurred Select one of the following: Continue Exit Setup Als dit bericht verschijnt, selecteert u Continue en drukt u op Enter. Het BIOSconfiguratieprogramma wordt automatisch gestart. In het menu van het Configuratieprogramma doet u het volgende: 1. Kies Exit en druk op Enter. 2. Kies Exit Saving Changes en druk opEnter. De computer wordt opnieuw opgestart. Meestal wordt een nieuwe optie automatisch door Windows gedetecteerd en worden de configuratiegegevens automatisch bijgewerkt. Windows vraagt, indien nodig, om de stuurprogramma's. Raadpleeg altijd eerst de instructies in de documentatie die bij de optie is geleverd voordat u stuurprogramma's installeert. Niet alle stuurprogramma's worden op dezelfde manier geïnstalleerd. Voor sommige opties moet u ook andere software installeren. Controleren of een optie correct is geïnstalleerd Doe het volgende om te controleren of een station correct is geïnstalleerd: 1. Klik op het bureaublad van Windows met de rechter muisknop op Deze com- puter en klik daarna op Eigenschappen. 2. Klik in het venster Systeemeigenschappen op de tab Apparaatbeheer. Opmerking: In Windows 2000 klikt u in het venster Systeemeigenschappen eerst op de tab Hardware en daarna op de tab Apparaatbeheer. 3. Klik op Apparaten weergeven op type. 4. Klik op het plusteken naast de apparaattypen om de lijst uit te breiden. v Als er bij geen enkel pictogram een X of een omcirkeld uitroepteken staat, werken alle apparaten correct. © Copyright IBM Corp. 2001 55

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88

Hoofdstuk 6. De configuratie van de computer bijwerken
Dit hoofdstuk bevat informatie over het bijwerken configuratie-instellingen, het
installeren van stuurprogramma’s (indien nodig voor een nieuwe optie) en het wis-
sen van een vergeten wachtwoord. Meer informatie over het gebruik van het BIOS-
configuratieprogramma vindt u in Access IBM op het bureaublad.
Na het toevoegen van opties moeten de configuratie-instellingen worden bijge-
werkt. In de meeste gevallen wordt de configuratie automatisch bijgewerkt.
In sommige gevallen verschijnt er als u de computer opstart nadat u een optie hebt
geïnstalleerd een fout (zie het voorbeeld hieronder).
POST Startup Error(s)
The following error(s) were detected when the system was
started:
162 Configuration Change Has Occurred
Select one of the following:
Continue
Exit Setup
Als dit bericht verschijnt, selecteert u
Continue
en drukt u op Enter. Het BIOS-
configuratieprogramma wordt automatisch gestart. In het menu van het
Configuratieprogramma doet u het volgende:
1.
Kies
Exit
en druk op Enter.
2.
Kies
Exit Saving Changes
en druk opEnter.
De computer wordt opnieuw opgestart.
Meestal wordt een nieuwe optie automatisch door Windows gedetecteerd en wor-
den de configuratiegegevens automatisch bijgewerkt. Windows vraagt, indien
nodig, om de stuurprogramma’s. Raadpleeg altijd eerst de instructies in de docu-
mentatie die bij de optie is geleverd voordat u stuurprogramma’s installeert. Niet
alle stuurprogramma’s worden op dezelfde manier geïnstalleerd. Voor sommige
opties moet u ook andere software installeren.
Controleren of een optie correct is geïnstalleerd
Doe het volgende om te controleren of een station correct is geïnstalleerd:
1.
Klik op het bureaublad van Windows met de rechter muisknop op
Deze com-
puter
en klik daarna op
Eigenschappen
.
2.
Klik in het venster Systeemeigenschappen op de tab
Apparaatbeheer
.
Opmerking:
In Windows 2000 klikt u in het venster Systeemeigenschappen
eerst op de tab
Hardware
en daarna op de tab
Apparaatbeheer
.
3.
Klik op
Apparaten weergeven op type
.
4.
Klik op het plusteken naast de apparaattypen om de lijst uit te breiden.
v
Als er bij geen enkel pictogram een X of een omcirkeld uitroepteken staat,
werken alle apparaten correct.
© Copyright IBM Corp. 2001
55