Lenovo ThinkCentre E51 (Dutch) User guide - Page 46

Wachtwoorden, gebruiken, Gebruikerswachtwoord, Beheerderswachtwoord

Page 46 highlights

Wachtwoorden gebruiken Ter beveiliging van de computer en uw gegevens kunt u wachtwoorden instellen. Er zijn twee soorten wachtwoorden: het systeemwachtwoord en het beheerderswachtwoord. Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een van beide wachtwoorden instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen aandachtig door. Gebruikerswachtwoord Het gebruikerswachtwoord voorkomt dat onbevoegde personen uw computer kunnen gebruiken. Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen U kunt als volgt een gebruikerswachtwoord instellen of wijzigen: Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal acht tekens (A-Z, a-z en 0-9) gebruiken. 1. Start het programma Setup Utility (zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 29). 2. Kies in het menu van het programma Setup Utility de optie Set User Password en druk op Enter. 3. Het wachtwoordvenster verschijnt. Typ het nieuwe wachtwoord en druk op Enter. 4. Als u wordt gevraagd het wachtwoord te bevestigen, typt u het nogmaals. Als u het wachtwoord correct invoert, wordt het geïnstalleerd. U wist een eerder ingesteld gebruikerswachtwoord als volgt: Opmerking: Als u naar het wachtwoord wordt gevraagd, kunt u kiezen of u het gebruikers- of het beheerderswachtwoord invoert. 1. Kies in het menu van het programma Setup Utility de optie Set User Password en druk op Enter. Er verschijnt een bericht dat aangeeft dat het wachtwoord uitgeschakeld is. 2. Druk op een willekeurige toets om verder te gaan. Beheerderswachtwoord Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken. Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt er een foutmelding. Als u drie maal achter elkaar een onjuist wachtwoord opgeeft, moet u de computer uitzetten en opnieuw opstarten. Als u zowel een systeem- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratieinstellingen te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven. Een beheerderswachtwoord instellen, wijzigen of wissen U kunt als volgt een beheerderswachtwoord instellen of wijzigen: 30 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66

Wachtwoorden
gebruiken
Ter
beveiliging
van
de
computer
en
uw
gegevens
kunt
u
wachtwoorden
instellen.
Er
zijn
twee
soorten
wachtwoorden:
het
systeemwachtwoord
en
het
beheerders-
wachtwoord.
Om
de
computer
te
kunnen
gebruiken
is
het
niet
noodzakelijk
dat
u
een
van
beide
wachtwoorden
instelt.
Als
u
echter
besluit
een
wachtwoord
in
te
stellen,
lees
dan
de
volgende
paragrafen
aandachtig
door.
Gebruikerswachtwoord
Het
gebruikerswachtwoord
voorkomt
dat
onbevoegde
personen
uw
computer
kun-
nen
gebruiken.
Een
wachtwoord
instellen,
wijzigen
of
wissen
U
kunt
als
volgt
een
gebruikerswachtwoord
instellen
of
wijzigen:
Opmerking:
U
kunt
elke
combinatie
van
maximaal
acht
tekens
(A-Z,
a-z
en
0-9)
gebruiken.
1.
Start
het
programma
Setup
Utility
(zie
“Het
programma
Setup
Utility
starten”
op
pagina
29).
2.
Kies
in
het
menu
van
het
programma
Setup
Utility
de
optie
Set
User
Password
en
druk
op
Enter.
3.
Het
wachtwoordvenster
verschijnt.
Typ
het
nieuwe
wachtwoord
en
druk
op
Enter.
4.
Als
u
wordt
gevraagd
het
wachtwoord
te
bevestigen,
typt
u
het
nogmaals.
Als
u
het
wachtwoord
correct
invoert,
wordt
het
geïnstalleerd.
U
wist
een
eerder
ingesteld
gebruikerswachtwoord
als
volgt:
Opmerking:
Als
u
naar
het
wachtwoord
wordt
gevraagd,
kunt
u
kiezen
of
u
het
gebruikers-
of
het
beheerderswachtwoord
invoert.
1.
Kies
in
het
menu
van
het
programma
Setup
Utility
de
optie
Set
User
Password
en
druk
op
Enter.
Er
verschijnt
een
bericht
dat
aangeeft
dat
het
wachtwoord
uitgeschakeld
is.
2.
Druk
op
een
willekeurige
toets
om
verder
te
gaan.
Beheerderswachtwoord
Het
beheerderswachtwoord
voorkomt
dat
de
instellingen
in
het
programma
Setup
Utility
door
onbevoegden
worden
gewijzigd.
Als
u
verantwoordelijk
bent
voor
de
instellingen
van
diverse
computers,
is
het
verstandig
met
een
beheerders-
wachtwoord
te
werken.
Als
er
een
beheerderswachtwoord
is
ingesteld,
verschijnt
er
iedere
keer
dat
u
het
programma
Setup
Utility
wilt
starten
een
wachtwoordaanwijzing.
Als
u
een
onjuist
wachtwoord
invoert,
verschijnt
er
een
foutmelding.
Als
u
drie
maal
achter
elkaar
een
onjuist
wachtwoord
opgeeft,
moet
u
de
computer
uitzetten
en
opnieuw
opstar-
ten.
Als
u
zowel
een
systeem-
als
een
beheerderswachtwoord
hebt
ingesteld,
kunt
u
een
van
beide
wachtwoorden
opgeven.
Als
u
echter
van
plan
bent
uw
configuratie-
instellingen
te
wijzigen,
moet
u
het
beheerderswachtwoord
opgeven.
Een
beheerderswachtwoord
instellen,
wijzigen
of
wissen
U
kunt
als
volgt
een
beheerderswachtwoord
instellen
of
wijzigen:
30
Handboek
voor
de
gebruiker