Lenovo ThinkCentre M70e (Dutch) User guide - Page 63

Een opstartapparaat kiezen, De opstartvolgorde bekijken of wijzigen

Page 63 highlights

SATA Controller USB Setup Als deze optie is ingesteld op Disabled, worden alle apparaten die zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf en het optische station) uitgeschakeld en niet weergegeven in de systeemconfiguratie. Met deze optie stelt u de USB-aansluitingen in. U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen: 1. Start het programma Setup Utility. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 55. 2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices. 3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit: • Selecteer ATA Drives Setup ➙ SATA Controller om de apparaten aangesloten op de SATA-aansluitingen op de systeemplaat in of uit te schakelen. • Selecteer USB Setup en volg de instructies op het scherm om de gewenste USB-aansluiting(en) in of uit te schakelen. 4. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter. 5. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken. 6. Druk op F10 als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten. Opmerkingen: a. Als u de nieuwe wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit ➙ Discard Changes and Exit. b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u Exit ➙ Load Optimal Defaults. Een opstartapparaat kiezen Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vaste-schijfstation of de schijf in het optische-schijfstation, voert u een van de volgende handelingen uit om het gewenste opstartapparaat te selecteren. Een tijdelijk opstartapparaat kiezen In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstartapparaat. U kunt de instructies in dit gedeelte gebruiken om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat. Opmerking: Niet alle schijven en vasteschijfstations zijn opstartbaar. U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat: 1. Zet de computer uit. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los. 3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het Startup Device Menu en druk op Enter. Opmerking: Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Devicewordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd. De opstartvolgorde bekijken of wijzigen In dit gedeelte vindt u instructies voor het bekijken of permanent wijzigen van de geconfigureerde opstartvolgorde. Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility 57

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88

SATA Controller
Als deze optie is ingesteld op
Disabled
, worden alle apparaten die zijn aangesloten
op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf en het optische station)
uitgeschakeld en niet weergegeven in de systeemconfiguratie.
USB Setup
Met deze optie stelt u de USB-aansluitingen in.
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 55.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u
Devices
.
3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit:
Selecteer
ATA Drives Setup
SATA Controller
om de apparaten aangesloten op de
SATA-aansluitingen op de systeemplaat in of uit te schakelen.
Selecteer
USB Setup
en volg de instructies op het scherm om de gewenste USB-aansluiting(en)
in of uit te schakelen.
4. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
5. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk moet u
meerdere malen op Esc drukken.
6. Druk op F10 als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten.
Opmerkingen:
a.
Als u de nieuwe wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u
Exit
Discard Changes and Exit
.
b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u
Exit
Load Optimal
Defaults
.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vaste-schijfstation of de schijf in het
optische-schijfstation, voert u een van de volgende handelingen uit om het gewenste opstartapparaat te
selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstartapparaat. U kunt de instructies
in dit gedeelte gebruiken om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat.
Opmerking:
Niet alle schijven en vasteschijfstations zijn opstartbaar.
U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het
Startup Device Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het
Startup Device Menu
en druk op Enter.
Opmerking:
Door een opstartapparaat te selecteren in het menu
Startup Device
wordt de opstartvolgorde
niet permanent gewijzigd.
De opstartvolgorde bekijken of wijzigen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het bekijken of permanent wijzigen van de geconfigureerde
opstartvolgorde.
Hoofdstuk 4
.
Werken met het programma Setup Utility
57