Lenovo ThinkPad Edge E320 (Dutch) User Guide - Page 134

Systeembeheer, Functies voor systeembeheer instellen, Desktop Management Interface, PXE-technologie

Page 134 highlights

Als de computer eenmaal geconfigureerd en operationeel is, hebt u dankzij de software- en beheervoorzieningen die al in het clientsysteem en op het netwerk aanwezig zijn, voortdurend controle over uw gehele systeem. Systeembeheer Raadpleeg het volgende onderwerp als u meer wilt weten over de voorzieningen voor systeembeheer: • Desktop Management Interface • PXE-technologie • Asset ID EEPROM Desktop Management Interface Het UEFI (Unified Extensible Firmware Interface) van uw computer biedt ondersteuning voor een interface met de naam System Management BIOS Reference Specification(SMBIOS) V2.4. SMBIOS geeft informatie over de hardwarecomponenten van het systeem. Het BIOS heeft als taak om aan deze database informatie over zichzelf en over de apparatuur op de systeemplaat te leveren. Deze specificatie documenteert de standaarden voor toegang tot de UEFI-informatie. PXE-technologie PXE-technologie (Preboot eXecution Environment) vereenvoudigt het PC-beheer (op een computer die PXE 2.1 ondersteunt) doordat het u de mogelijkheid biedt om het systeem vanaf een server op te starten (door het laden van een besturingssysteem of ander uitvoerbaar image). Uw computer ondersteunt de PC-functies die voor PXE noodzakelijk zijn. Met de juiste LAN-kaart kan uw computer bijvoorbeeld worden opgestart vanaf een PXE-server. Opmerking: Remote Program Load (RPL) kan bij uw computer niet worden gebruikt. Asset ID EEPROM De Asset ID EEPROM bevat informatie over het systeem, waaronder configuratiegegevens en de serienummers van de belangrijkste componenten. Deze EEPROM beschikt ook over een aantal lege velden waarin u zelf informatie over de eindgebruikers kunt opslaan. Functies voor systeembeheer instellen Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in het ThinkPad Setup-programma in te stellen. U kunt de volgende functies configureren in het programma: • Opstartvolgorde Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit beheerderswachtwoord hebt ingevoerd bij het starten van ThinkPad Setup. Opstartvolgorde Wanneer uw computer op afstand wordt ingeschakeld, worden de apparaten die op de computer zijn aangesloten op gestart in de volgorde die wordt bepaald door de instellingen voor automatisch opstarten. U geeft de volgorde als volgt op: 1. Kies Opstarten in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt. 2. Selecteer Network Boot. Het submenu Network Boot verschijnt. De lijst met apparaten in het rechtervenster geeft de opstartvolgorde aan. 116 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184
  • 185
  • 186
  • 187
  • 188

Als de computer eenmaal geconfigureerd en operationeel is, hebt u dankzij de software- en
beheervoorzieningen die al in het clientsysteem en op het netwerk aanwezig zijn, voortdurend controle
over uw gehele systeem.
Systeembeheer
Raadpleeg het volgende onderwerp als u meer wilt weten over de voorzieningen voor systeembeheer:
Desktop Management Interface
PXE-technologie
Asset ID EEPROM
Desktop Management Interface
Het UEFI (Unified Extensible Firmware Interface) van uw computer biedt ondersteuning voor een interface
met de naam System Management BIOS Reference Specification(SMBIOS) V2.4. SMBIOS geeft informatie
over de hardwarecomponenten van het systeem. Het BIOS heeft als taak om aan deze database informatie
over zichzelf en over de apparatuur op de systeemplaat te leveren. Deze specificatie documenteert de
standaarden voor toegang tot de UEFI-informatie.
PXE-technologie
PXE-technologie (Preboot eXecution Environment) vereenvoudigt het PC-beheer (op een computer die PXE
2.1 ondersteunt) doordat het u de mogelijkheid biedt om het systeem vanaf een server op te starten (door
het laden van een besturingssysteem of ander uitvoerbaar image). Uw computer ondersteunt de PC-functies
die voor PXE noodzakelijk zijn. Met de juiste LAN-kaart kan uw computer bijvoorbeeld worden opgestart
vanaf een PXE-server.
Opmerking:
Remote Program Load (RPL) kan bij uw computer niet worden gebruikt.
Asset ID EEPROM
De Asset ID EEPROM bevat informatie over het systeem, waaronder configuratiegegevens en de
serienummers van de belangrijkste componenten. Deze EEPROM beschikt ook over een aantal lege velden
waarin u zelf informatie over de eindgebruikers kunt opslaan.
Functies voor systeembeheer instellen
Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te
configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in het ThinkPad Setup-programma in te stellen. U
kunt de volgende functies configureren in het programma:
Opstartvolgorde
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit
beheerderswachtwoord hebt ingevoerd bij het starten van ThinkPad Setup.
Opstartvolgorde
Wanneer uw computer op afstand wordt ingeschakeld, worden de apparaten die op de computer zijn
aangesloten op gestart in de volgorde die wordt bepaald door de instellingen voor automatisch opstarten.
U geeft de volgorde als volgt op:
1. Kies
Opstarten
in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt.
2. Selecteer
Network Boot
. Het submenu Network Boot verschijnt. De lijst met apparaten in het
rechtervenster geeft de opstartvolgorde aan.
116
Handboek voor de gebruiker