Lenovo ThinkCentre M58e Dutch (User guide) - Page 60

Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven, Herstelproblemen oplossen, Start

Page 60 highlights

Stuurprogramma's voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op het vaste-schijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de map SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma's voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/ support. Andere stuurprogramma's worden meegeleverd bij de desbetreffende apparaten. U installeert een stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat als volgt: 1. Zet de computer aan. 2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de directorystructuur van uw vaste-schijfstation op. 3. Ga naar de directory C:\SWTOOLS. 4. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene sub- mappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO. 5. Open de map van het gewenste apparaat. 6. Voer een van de volgende handelingen uit: v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.txt of een bestand met de extensie .txt op. Dit bestand is vaak genoemd naar een bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.txt. Het TXT-bestand bevat informatie over het installeren van het stuurprogramma. Volg de instructies om de installatie te voltooien. v Als de submap voor het apparaat een bestand bevat met de extensie .inf en u wilt het stuurprogramma installeren met het INF-bestand, klikt u op Start → Help en ondersteuning om naar Help en ondersteuning van Windows te gaan. Daar vindt u gedetailleerde informatie over het installeren van het stuurprogramma. v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE. Dubbelklik op het bestand en volg de instructies op het scherm. Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een intern vaste-schijfstation, een schijf, een USB-vaste-schijfstation of andere externe apparaten, moet u eerst zorgen dat uw herstelapparaat is ingesteld als het eerste opstartapparaat in de opstartvolgorde van apparaten in het programma Setup Utility. Raadpleeg "Een opstartapparaat kiezen" op pagina 57 voor gedetailleerde informatie over het tijdelijk of permanent wijzigen van de opstartvolgorde. Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzetten voordat u het externe apparaat aansluit. Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 4, "Werken met het programma Setup Utility", op pagina 55. Herstelproblemen oplossen Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windowsomgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen: v Gebruik een noodherstelmedium om het werkgebied van Rescue and Recovery te starten. Zie "Noodherstelmedia maken en gebruiken" op pagina 49. 52 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90

Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op het vaste-schijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de map
SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma’s voor tijdens fabricage
geïnstalleerde apparaten vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/
support. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbetreffende
apparaten.
U installeert een stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat
als volgt:
1.
Zet de computer aan.
2.
Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste-schijfstation op.
3.
Ga naar de directory C:\SWTOOLS.
4.
Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene sub-
mappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn
geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO.
5.
Open de map van het gewenste apparaat.
6.
Voer een van de volgende handelingen uit:
v
Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.txt of
een bestand met de extensie .txt op. Dit bestand is vaak genoemd naar een
bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.txt. Het TXT-bestand bevat
informatie over het installeren van het stuurprogramma. Volg de instructies
om de installatie te voltooien.
v
Als de submap voor het apparaat een bestand bevat met de extensie .inf en u
wilt het stuurprogramma installeren met het INF-bestand, klikt u op
Start
Help en ondersteuning
om naar Help en ondersteuning van Windows te
gaan. Daar vindt u gedetailleerde informatie over het installeren van het
stuurprogramma.
v
Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE.
Dubbelklik op het bestand en volg de instructies op het scherm.
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven
Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een intern vaste-schijf-
station, een schijf, een USB-vaste-schijfstation of andere externe apparaten, moet u
eerst zorgen dat uw herstelapparaat is ingesteld als het eerste opstartapparaat in
de opstartvolgorde van apparaten in het programma Setup Utility. Raadpleeg “Een
opstartapparaat kiezen” op pagina 57 voor gedetailleerde informatie over het tijde-
lijk of permanent wijzigen van de opstartvolgorde.
Opmerking:
Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzet-
ten voordat u het externe apparaat aansluit.
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 4, “Wer-
ken met het programma Setup Utility”, op pagina 55.
Herstelproblemen oplossen
Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows-
omgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v
Gebruik een noodherstelmedium om het werkgebied van Rescue and Recovery
te starten. Zie “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 49.
52
Handboek voor de gebruiker