Lenovo ThinkCentre M57 Dutch (User guide) - Page 18

Wachtwoorden gebruiken, Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden, Gebruikerswachtwoord

Page 18 highlights

Wachtwoorden gebruiken Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 9. De volgende soorten wachtwoorden zijn beschikbaar: v Gebruikerswachtwoord v Beheerderswachtwoord Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen. Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden U kunt elke combinatie van maximaal 12 alfabetische en numerieke tekens gebruiken. Omwille van de veiligheid is het verstandig om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. Wachtwoorden moeten aan de volgende regels voldoen: v Een sterk wachtwoord bestaan uit ten minste acht tekens en bevat ten minste één alfanumeriek en één numeriek teken v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden zijn niet hoofdlettergevoelig. v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden Gebruikerswachtwoord Als er een gebruikerswachtwoord (User Password) is ingesteld, kan de computer pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven. Administrator Password of Supervisor Password Opmerking: De term beheerderswachtwoord wordt in dit gedeelte gebruikt. Afhankelijk van uw computermodel wordt echter de term Administrator Password of Supervisor Password gebruikt. Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken. Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als er zowel een gebruikerswachtwoord (User Password) als een beheerderswachtwoord (Administrator Password) is ingesteld, kunt u een van beide wachtwoorden typen. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven. Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen: 10 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58

Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorko-
men dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. Zie “Het pro-
gramma Setup Utility starten” op pagina 9. De volgende soorten wachtwoorden
zijn beschikbaar:
v
Gebruikerswachtwoord
v
Beheerderswachtwoord
Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de vol-
gende paragrafen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 12 alfabetische en numerieke tekens gebrui-
ken. Omwille van de veiligheid is het verstandig om een sterk wachtwoord te
gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. Wachtwoorden moeten aan de
volgende regels voldoen:
v
Een sterk wachtwoord bestaan uit ten minste acht tekens en bevat ten minste
één alfanumeriek en één numeriek teken
v
Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden
zijn niet hoofdlettergevoelig.
v
Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v
Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v
Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Gebruikerswachtwoord
Als er een gebruikerswachtwoord (User Password) is ingesteld, kan de computer
pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven.
Administrator Password of Supervisor Password
Opmerking:
De term
beheerderswachtwoord
wordt in dit gedeelte gebruikt. Afhanke-
lijk van uw computermodel wordt echter de term
Administrator Pass-
word
of
Supervisor Password
gebruikt.
Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup
Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de
instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerders-
wachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing.
Als er zowel een gebruikerswachtwoord (User Password) als een beheerders-
wachtwoord (Administrator Password) is ingesteld, kunt u een van beide wacht-
woorden typen. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzi-
gen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
10
Handboek voor de gebruiker