Lenovo ThinkCentre A70z (Dutch) User Guide - Page 32

Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden, Gebruikerswachtwoord, Een wachtwoord instellen

Page 32 highlights

Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Het gebruik van een wachtwoord vergroot echter de veiligheid van computergebruik. Lees de volgende paragrafen als u besluit een wachtwoord in te stellen. Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en numerieke tekens gebruiken. Omwille van de veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. U stelt als volgt een sterk wachtwoord in: Opmerking: De wachtwoorden in het programma Setup Utility zijn niet hoofdlettergevoelig. v Ze zijn minstens acht tekens lang v Ze bevatten minimaal één letter en één cijfer v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden Gebruikerswachtwoord Nadat u met de optie Set User Password een gebruikerswachtwoord hebt ingesteld, wordt de gebruiker bij het aanzetten van de computer gevraagd het gebruikerswachtwoord te typen. U kunt de computer pas gebruiken als het juiste wachtwoord is opgegeven. Meer informatie over het instellen van een wachtwoord vindt u in "Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen". Beheerderswachtwoord Met de optie Set Administrator Password kunt u een beheerderswachtwoord instellen. Dit weerhoudt niet-gemachtigde gebruikers van het wijzigen van de configuratie-instellingen. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken. Meer informatie over het instellen van een wachtwoord vindt u in "Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen". Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Het programma Setup Utility kan pas worden gebruikt als het juiste beheerderswachtwoord is opgegeven. Als u een gebruikerswachtwoord en een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide gebruiken om met de computer te kunnen werken. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven. Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen Hier vindt u instructies voor het instellen, wijzigen of wissen van een wachtwoord. U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen: 1. Start het programma Setup. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 23. 2. Selecteer in het hoofdmenu van het programma Setup Utility Security → Set User Password of Set Administrator Password. 24 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56

Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord instelt. Het gebruik van een wachtwoord vergroot echter de veiligheid van
computergebruik. Lees de volgende paragrafen als u besluit een wachtwoord in te
stellen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en numerieke tekens gebrui-
ken. Omwille van de veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord
te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. U stelt als volgt een sterk
wachtwoord in:
Opmerking:
De wachtwoorden in het programma Setup Utility zijn niet
hoofdlettergevoelig.
v
Ze zijn minstens acht tekens lang
v
Ze bevatten minimaal één letter en één cijfer
v
Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v
Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v
Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Gebruikerswachtwoord
Nadat u met de optie
Set User Password
een gebruikerswachtwoord hebt inge-
steld, wordt de gebruiker bij het aanzetten van de computer gevraagd het
gebruikerswachtwoord te typen. U kunt de computer pas gebruiken als het juiste
wachtwoord is opgegeven. Meer informatie over het instellen van een wachtwoord
vindt u in “Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen”.
Beheerderswachtwoord
Met de optie
Set Administrator Password
kunt u een beheerderswachtwoord
instellen. Dit weerhoudt niet-gemachtigde gebruikers van het wijzigen van de con-
figuratie-instellingen. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse
computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken. Meer
informatie over het instellen van een wachtwoord vindt u in “Een wachtwoord
instellen, wijzigen of wissen”.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Het programma
Setup Utility kan pas worden gebruikt als het juiste beheerderswachtwoord is
opgegeven.
Als u een gebruikerswachtwoord en een beheerderswachtwoord hebt ingesteld,
kunt u een van beide gebruiken om met de computer te kunnen werken. Als u
echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet u het
beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
Hier vindt u instructies voor het instellen, wijzigen of wissen van een wachtwoord.
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1.
Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 23.
2.
Selecteer in het hoofdmenu van het programma Setup Utility
Security
Set
User Password
of
Set Administrator Password
.
24
Handboek voor de gebruiker