Lenovo ThinkCentre A70z (Dutch) User Guide - Page 33

Apparaten in- en uitschakelen, Een opstartapparaat kiezen, Opmerking, Devices, USB Setup

Page 33 highlights

3. Volg de instructies op het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen. Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en numerieke tekens gebruiken. Meer informatie vindt u in "Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden" op pagina 24. Apparaten in- en uitschakelen In dit gedeelte vindt u instructies voor het in- of uitschakelen van toegang tot een apparaat door een gebruiker: USB Setup Met deze optie stelt u de USB-aansluitingen in. SATA Controller Als deze optie is ingesteld op Disabled, worden alle apparaten die zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf of het optische station) uitgeschakeld en niet weergegeven in de systeemconfiguratie. U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen: 1. Start het programma Setup. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 23. 2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices. 3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit: v Selecteer USB Setup en volg de instructies op het scherm om de gewenste USB-aansluiting(en) in of uit te schakelen. v Selecteer ATA Drives Setup → SATA Controller om de apparaten die zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen op de systeemplaat in of uit te schakelen. 4. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter. 5. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken. 6. Druk op F10 om de nieuwe instellingen op te slaan en het programma Setup af te sluiten. Opmerkingen: a. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit → Discard Changes and Exit. b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u Exit → Load Optimal Defaults. Een opstartapparaat kiezen Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vasteschijfstation of de schijf in een optische station, voert u een van de volgende handelingen uit om het gewenste opstartapparaat te selecteren. Een tijdelijk opstartapparaat kiezen In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstartapparaat. Gebruik de instructies in dit gedeelte om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat. Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility 25

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56

3.
Volg de instructies op het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking:
U kunt elke combinatie van maximaal 16 alfabetische en nume-
rieke tekens gebruiken. Meer informatie vindt u in “Overwegin-
gen ten aanzien van wachtwoorden” op pagina 24.
Apparaten in- en uitschakelen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het in- of uitschakelen van toegang tot een
apparaat door een gebruiker:
USB Setup
Met deze optie stelt u de USB-aansluitingen in.
SATA Controller
Als deze optie is ingesteld op
Disabled
, worden alle apparaten die
zijn aangesloten op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste
schijf of het optische station) uitgeschakeld en niet weergegeven in
de systeemconfiguratie.
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1.
Start het programma Setup. Zie “Het programma Setup Utility starten” op
pagina 23.
2.
In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u
Devices
.
3.
Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de
volgende handelingen uit:
v
Selecteer
USB Setup
en volg de instructies op het scherm om de gewenste
USB-aansluiting(en) in of uit te schakelen.
v
Selecteer
ATA Drives Setup
SATA Controller
om de apparaten die zijn
aangesloten op de SATA-aansluitingen op de systeemplaat in of uit te scha-
kelen.
4.
Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
5.
Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup
Utility. Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken.
6.
Druk op F10 om de nieuwe instellingen op te slaan en het programma Setup af
te sluiten.
Opmerkingen:
a.
Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, selecteert u
Exit
Discard Changes
and Exit
.
b.
Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u
Exit
Load Optimal Defaults
.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vasteschijf-
station of de schijf in een optische station, voert u een van de volgende handelin-
gen uit om het gewenste opstartapparaat te selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstart-
apparaat. Gebruik de instructies in dit gedeelte om op te starten vanaf een wille-
keurig opstartapparaat.
Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility
25