Lenovo ThinkCentre M70z Dutch (User guide) - Page 27

Een noodherstelmedium gebruiken, Stuurprogramma's installeren of opnieuw installeren

Page 27 highlights

1. Op het bureaublad van Windows klikt u op Start ➙ Alle programma's ➙ Lenovo ThinkVantage Tools ➙ Enhanced Backup and Restore. Het programma Rescue and Recovery wordt geopend. 2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl Rescue and Recovery geavanceerd starten. 3. Klik op het pictogram Noodherstelmedia maken. Het venster Rescue and Recovery-media maken wordt geopend. 4. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt maken. U kunt een noodherstelmedium maken met een schijf, een USB-vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation. 5. Klik op OK en volg de instructies op het scherm om een noodherstelmedium te maken. Een noodherstelmedium gebruiken In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt. • Als u een noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, gebruikt u de volgende instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium: 1. Zet de computer uit. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los. 3. Selecteer in het Startup Device Menu het gewenste optische-schijfstation als eerste opstartapparaat. Plaats vervolgens de noodherstelschijf in het optische-schijfstation en druk op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart. • Als u een noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vaste-schijfstation, gebruikt u de volgende instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium: 1. Sluit het USB-vaste-schijfstation aan op een van de USB-poorten van de computer. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los. 3. Selecteer in het Startup Device Menu het USB-vaste-schijfstation als eerste opstartapparaat en druk op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart. • Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijfstation, stelt u het tweede interne vaste-schijfstation in als het eerste opstartapparaat voor het herstelmedium in de opstartvolgorde van apparaten. Zie "Een opstartapparaat kiezen" op pagina 23. Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery. Voor elk van de functies in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-informatie beschikbaar. Volg de instructies om de herstelproces te voltooien. Stuurprogramma's installeren of opnieuw installeren Voordat u stuurprogramma's installeert of opnieuw installeert, moet er een besturingssysteem vooraf geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en softwaremedia voor het apparaat. Stuurprogramma's voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op het vasteschijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de subdirectory SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma's voor apparaten die al in de fabriek zijn geïnstalleerd, vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/support. Andere stuurprogramma's worden meegeleverd bij de desbetreffende apparaten. U installeert het stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat als volgt: 1. Zet de computer aan. Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 19

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50

1.
Op het bureaublad van Windows klikt u op
Start
Alle programma's
Lenovo ThinkVantage Tools
Enhanced Backup and Restore
. Het programma Rescue and Recovery wordt geopend.
2.
Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op de pijl
Rescue and Recovery geavanceerd
starten
.
3.
Klik op het pictogram
Noodherstelmedia maken
. Het venster Rescue and Recovery-media maken
wordt geopend.
4.
Geef in het gebied
Noodherstelmedia
aan welk type herstelmedium u wilt maken. U kunt een
noodherstelmedium maken met een schijf, een USB-vaste-schijfstation of een tweede intern
vaste-schijfstation.
5.
Klik op
OK
en volg de instructies op het scherm om een noodherstelmedium te maken.
Een noodherstelmedium gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt.
Als u een noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, gebruikt u de volgende instructies voor het
gebruiken van het noodherstelmedium:
1.
Zet de computer uit.
2.
Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het
Startup Device
Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3.
Selecteer in het
Startup Device Menu
het gewenste optische-schijfstation als eerste opstartapparaat.
Plaats vervolgens de noodherstelschijf in het optische-schijfstation en druk op Enter. Het
noodherstelmedium wordt gestart.
Als u een noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vaste-schijfstation, gebruikt u de volgende
instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium:
1.
Sluit het USB-vaste-schijfstation aan op een van de USB-poorten van de computer.
2.
Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het
Startup Device
Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3.
Selecteer in het
Startup Device Menu
het USB-vaste-schijfstation als eerste opstartapparaat en druk
op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart.
Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijfstation, stelt u het tweede
interne vaste-schijfstation in als het eerste opstartapparaat voor het herstelmedium in de opstartvolgorde
van apparaten. Zie “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 23.
Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery. Voor elk van de functies
in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-informatie beschikbaar. Volg de instructies om
de herstelproces te voltooien.
Stuurprogramma's installeren of opnieuw installeren
Voordat u stuurprogramma's installeert of opnieuw installeert, moet er een besturingssysteem vooraf
geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en softwaremedia voor het apparaat.
Stuurprogramma's voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op het vasteschijfstation
van de computer (doorgaans station C:) in de subdirectory SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente
stuurprogramma's voor apparaten die al in de fabriek zijn geïnstalleerd, vindt u ook op de website
http://www.lenovo.com/support. Andere stuurprogramma's worden meegeleverd bij de desbetreffende
apparaten.
U installeert het stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat als volgt:
1.
Zet de computer aan.
Hoofdstuk 3
.
Informatie over systeemherstel
19