Kenwood CMOS-220 Operation Manual - Page 45

CMOS-320 uitsluitend

Page 45 highlights

NEDERLANDS OPGELET • Als het contactslot van uw auto geen ACC-stand heeft, sluit u de ontstekingsdraad aan op een voedingsbron die met de contactsleutel kan worden in- en uitgeschakeld. Als u de ontstekingsdraad aansluit op een voedingsbron met een constante spanningsbron, zoals bij accukabels, raakt de accu mogelijk uitgeput. • Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst of de kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting veroorzaken en vervangt u vervolgens de oude zekering door een nieuwe met dezelfde stroomsterkte. • Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of ander geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door de kapjes op de uiteinden van de niet-aangesloten kabels of aansluitingen niet te verwijderen. • Controleer na het installeren van het toestel of de remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers enz. van de auto juist functioneren. • Installeer de camera zodanig dat het zicht door de achterruit niet wordt belemmerd. • Installeer de camera zodanig dat deze niet aan de zijkant van de auto uitsteekt. • Installeer de camera niet als het regent of mistig is. • Als de luchtvochtigheid hoog is, droogt u het oppervlak af waarop de camera moet worden bevestigd, voordat u tot installatie overgaat. • Vocht op het bevestigingsoppervlak vermindert de kleefkracht, waardoor de camera kan losschieten. • Bevestig de camerabeugel niet op onderdelen van de carrosserie die zijn behandeld met fluorkoolstofhars of op glas. • Dit kan tot gevolg hebben dat de achteruitrijcamera er af valt. - Giet geen water over de camera. - Stel de camera niet bloot aan regen. - Ga niet onnodig ruw om met de camera. - Maak de camera grondig schoon bij gebruik van tape om het apparaat vast te zetten. • Raadpleeg de instructiehandleiding voor nadere details over het aansluiten van andere camera's en voer vervolgens de aansluiting op correcte wijze uit. • Bevestig de draden met kabelklemmen of kleefband. Bescherm de bedrading door er kleefband omheen te wikkelen op plaatsen waar de bedrading metalen onderdelen raakt. • Leid alle draden zodanig dat zij geen bewegende delen, zoals de versnellingspook, handrem of stoelrails, kunnen raken en zet ze vast. • Leid de draden niet langs plekken die heet worden, zoals onder de verwarmingsuitlaat. Als de isolatie van de bedrading smelt of beschadigd raakt, bestaat er het gevaar dat de bedrading kortsluiting maakt tegen het chassis. • Zorg er bij het vervangen van de zekering voor dat u alleen zekeringen gebruikt met de waarde die staat aangegeven op de zekeringhouder. • U kunt de hoeveelheid ruis tot een minimum beperken door de kabel voor de televisieantenne, de kabel voor de radioantenne en de RCA-kabel zo ver mogelijk uit elkaar te plaatsen. • Leg de snoeren dusdanig aan dat gebieden met hoge temperaturen worden vermeden. Gebruik ribbelbuizen voor bedrading in de motorruimte. Wanneer een draad contact maakt met een heet gedeelte van de auto, kan de mantel smelten en kortsluiting veroorzaken, wat kan leiden tot een brand of gevaar van elektrische schokken. Accessoires Camera (met camerabeugel) ..........1 Voedingskabel..........1 CMOS-320 CMOS-220 Doorvoerrubber..........1 Klemschroef camerabeugel..........1 CMOS-320 uitsluitend Schakeleenheid..........1 Dubbelzijdig plakband ..........1 CMOS-320/CMOS-220 | 45

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60

CMOS-320/CMOS-220
|
45
NEDERLANDS
• Leg de snoeren dusdanig aan dat gebieden met hoge
temperaturen worden vermeden. Gebruik ribbelbuizen voor
bedrading in de motorruimte. Wanneer een draad contact maakt
met een heet gedeelte van de auto, kan de mantel smelten en
kortsluiting veroorzaken, wat kan leiden tot een brand of gevaar
van elektrische schokken.
Accessoires
OPGELET
• Als het contactslot van uw auto geen ACC-stand heeft, sluit
u de ontstekingsdraad aan op een voedingsbron die met de
contactsleutel kan worden in- en uitgeschakeld. Als u de
ontstekingsdraad aansluit op een voedingsbron met een constante
spanningsbron, zoals bij accukabels, raakt de accu mogelijk
uitgeput.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst of de kabels
elkaar niet raken en zo een kortsluiting veroorzaken en vervangt
u vervolgens de oude zekering door een nieuwe met dezelfde
stroomsterkte.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of ander
geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door de kapjes op de
uiteinden van de niet-aangesloten kabels of aansluitingen niet te
verwijderen.
• Controleer na het installeren van het toestel of de remlichten,
richtingaanwijzers, ruitenwissers enz. van de auto juist
functioneren.
• Installeer de camera zodanig dat het zicht door de achterruit niet
wordt belemmerd.
• Installeer de camera zodanig dat deze niet aan de zijkant van de
auto uitsteekt.
• Installeer de camera niet als het regent of mistig is.
• Als de luchtvochtigheid hoog is, droogt u het oppervlak af waarop
de camera moet worden bevestigd, voordat u tot installatie
overgaat.
• Vocht op het bevestigingsoppervlak vermindert de kleefkracht,
waardoor de camera kan losschieten.
• Bevestig de camerabeugel niet op onderdelen van de carrosserie
die zijn behandeld met fluorkoolstofhars of op glas.
• Dit kan tot gevolg hebben dat de achteruitrijcamera er af valt.
- Giet geen water over de camera.
- Stel de camera niet bloot aan regen.
- Ga niet onnodig ruw om met de camera.
- Maak de camera grondig schoon bij gebruik van tape om het
apparaat vast te zetten.
• Raadpleeg de instructiehandleiding voor nadere details over het
aansluiten van andere camera's en voer vervolgens de aansluiting
op correcte wijze uit.
• Bevestig de draden met kabelklemmen of kleefband. Bescherm
de bedrading door er kleefband omheen te wikkelen op plaatsen
waar de bedrading metalen onderdelen raakt.
• Leid alle draden zodanig dat zij geen bewegende delen, zoals de
versnellingspook, handrem of stoelrails, kunnen raken en zet ze
vast.
• Leid de draden niet langs plekken die heet worden, zoals onder
de verwarmingsuitlaat. Als de isolatie van de bedrading smelt
of beschadigd raakt, bestaat er het gevaar dat de bedrading
kortsluiting maakt tegen het chassis.
• Zorg er bij het vervangen van de zekering voor dat u alleen
zekeringen gebruikt met de waarde die staat aangegeven op de
zekeringhouder.
• U kunt de hoeveelheid ruis tot een minimum beperken door de
kabel voor de televisieantenne, de kabel voor de radioantenne en
de RCA-kabel zo ver mogelijk uit elkaar te plaatsen.
Camera (met camerabeugel)
..........
1
Schakeleenheid
..........
1
Dubbelzijdig plakband
..........
1
CMOS-320 uitsluitend
Voedingskabel
..........
1
CMOS-320
CMOS-220
Doorvoerrubber
..........
1
Klemschroef camerabeugel
..........
1