Lenovo ThinkCentre M55 (Dutch) User guide - Page 63

herstelapparaat, opnemen, opstartvolgorde

Page 63 highlights

v Als de onderliggende map voor het apparaat een bestand met de extensie .INF bevat, kunt u met het programma Nieuwe hardware (in het Windows Configuratiescherm) het stuurprogramma opnieuw installeren. Niet alle stuurprogramma's kunnen opnieuw worden geïnstalleerd met dit programma. Wanneer u in het programma Nieuwe hardware wordt gevraagd om het te installeren stuurprogramma, klikt u op Diskette en Bladeren. Vervolgens selecteert u het juiste stuurprogrammabestand in de submap voor het apparaat. v Zoek in de submap voor het apparaat naar een bestand met de naam SETUP.EXE. Dubbelklik op SETUP.EXE en volg de instructies op het scherm. Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde Voordat u Rescue and Recovery start vanaf een CD, DVD, USB-vasteschijfstation of een ander extern apparaat, moet u eerst de opstartvolgorde wijzigen in de Setup Utility. U kunt als volgt de opstartreeks bekijken of wijzigen: 1. Terwijl u de computer aanzet drukt u herhaaldelijk op de toets F1. 2. Zodra u een logoscherm ziet of een of meer geluidssignalen hoort, laat u de toets F1 los. 3. Als u wordt gevraagd om een wachtwoord, typt u uw huidige wachtwoord. 4. In het hoofdmenu van Setup Utility selecteert u met de cursortoetsen het item Startup. 5. Pas de opstartreeks aan volgens uw eigen wensen. 6. Druk tweemaal op Esc om naar het afsluitmenu van Setup Utility te gaan. 7. Gebruik de cursortoetsen om Save and exit the Setup Utility te selecteren en druk op Enter. 8. Zodra het venster Setup Confirmation verschijnt, drukt u op Enter. 9. De computer wordt opnieuw opgestart. Opmerking: Als u een extern apparaat wilt gebruiken, moet u de computer uit- schakelen voordat u dat externe apparaat aansluit. Meer informatie over de Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 5, "Het programma Setup Utility gebruiken", op pagina 49. Hoofdstuk 4. Software herstellen 47

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94

v
Als
de
onderliggende
map
voor
het
apparaat
een
bestand
met
de
extensie
.INF
bevat,
kunt
u
met
het
programma
Nieuwe
hardware
(in
het
Windows
Configuratiescherm)
het
stuurprogramma
opnieuw
installeren.
Niet
alle
stuurprogramma’s
kunnen
opnieuw
worden
geïnstalleerd
met
dit
pro-
gramma.
Wanneer
u
in
het
programma
Nieuwe
hardware
wordt
gevraagd
om
het
te
installeren
stuurprogramma,
klikt
u
op
Diskette
en
Bladeren
.
Ver-
volgens
selecteert
u
het
juiste
stuurprogrammabestand
in
de
submap
voor
het
apparaat.
v
Zoek
in
de
submap
voor
het
apparaat
naar
een
bestand
met
de
naam
SETUP.EXE.
Dubbelklik
op
SETUP.EXE
en
volg
de
instructies
op
het
scherm.
Een
herstelapparaat
opnemen
in
de
opstartvolgorde
Voordat
u
Rescue
and
Recovery
start
vanaf
een
CD,
DVD,
USB-vasteschijfstation
of
een
ander
extern
apparaat,
moet
u
eerst
de
opstartvolgorde
wijzigen
in
de
Setup
Utility.
U
kunt
als
volgt
de
opstartreeks
bekijken
of
wijzigen:
1.
Terwijl
u
de
computer
aanzet
drukt
u
herhaaldelijk
op
de
toets
F1.
2.
Zodra
u
een
logoscherm
ziet
of
een
of
meer
geluidssignalen
hoort,
laat
u
de
toets
F1
los.
3.
Als
u
wordt
gevraagd
om
een
wachtwoord,
typt
u
uw
huidige
wachtwoord.
4.
In
het
hoofdmenu
van
Setup
Utility
selecteert
u
met
de
cursortoetsen
het
item
Startup
.
5.
Pas
de
opstartreeks
aan
volgens
uw
eigen
wensen.
6.
Druk
tweemaal
op
Esc
om
naar
het
afsluitmenu
van
Setup
Utility
te
gaan.
7.
Gebruik
de
cursortoetsen
om
Save
and
exit
the
Setup
Utility
te
selecteren
en
druk
op
Enter
.
8.
Zodra
het
venster
Setup
Confirmation
verschijnt,
drukt
u
op
Enter
.
9.
De
computer
wordt
opnieuw
opgestart.
Opmerking:
Als
u
een
extern
apparaat
wilt
gebruiken,
moet
u
de
computer
uit-
schakelen
voordat
u
dat
externe
apparaat
aansluit.
Meer
informatie
over
de
Setup
Utility
vindt
u
in
Hoofdstuk
5,
“Het
programma
Setup
Utility
gebruiken”,
op
pagina
49.
Hoofdstuk
4.
Software
herstellen
47