Lenovo ThinkCentre M55 (Dutch) User guide - Page 66

Gebruikerswachtwoord, Beheerderswachtwoord, wachtwoord, instellen, wijzigen, wissen, opstartapparaat

Page 66 highlights

v Ze bevatten minimaal één letter, één cijfer en één symbool v Ze bevatten ten minste een van de volgende symbolen v U kunt ook spaties gebruiken v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden zijn niet hoofdlettergevoelig. v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden Gebruikerswachtwoord Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij de computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven. Beheerderswachtwoord Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken. Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als u zowel een systeem- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratieinstellingen te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven. Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen: Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (A-Z, a-z en 0-9) gebruiken.Zie "Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden" op pagina 49. 1. Start het programma Setup Utility (zie Hoofdstuk 5, "Het programma Setup Utility gebruiken", op pagina 49). 2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security. 3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld. Een opstartapparaat selecteren Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een CD-ROM, diskette of vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstartapparaat in te stellen. Een tijdelijk opstartapparaat selecteren Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat. Opmerking: Niet alle CD's, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar. 1. Zet de computer uit. 50 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94

v
Ze
bevatten
minimaal
één
letter,
één
cijfer
en
één
symbool
v
Ze
bevatten
ten
minste
een
van
de
volgende
symbolen:
,
.
/
`
;
'
[]
v
U
kunt
ook
spaties
gebruiken
v
Wachtwoorden
voor
het
programma
Setup
Utility
en
vaste-schijfwachtwoorden
zijn
niet
hoofdlettergevoelig.
v
Ze
zijn
geheel
verschillend
van
uw
naam
of
gebruikersnaam
v
Ze
vormen
geen
bekend
woord
of
bekende
naam
v
Ze
verschillen
wezenlijk
van
uw
eerdere
wachtwoorden
Gebruikerswachtwoord
Als
er
een
gebruikerswachtwoord
is
ingesteld,
wordt
de
gebruiker
elke
keer
als
hij
de
computer
inschakelt,
gevraagd
dat
wachtwoord
op
te
geven.
De
computer
kan
pas
worden
gebruikt
als
het
juiste
wachtwoord
via
het
toetsenbord
is
opgegeven.
Beheerderswachtwoord
Het
beheerderswachtwoord
voorkomt
dat
de
instellingen
in
het
programma
Setup
Utility
door
onbevoegden
worden
gewijzigd.
Als
u
verantwoordelijk
bent
voor
de
instellingen
van
diverse
computers,
is
het
verstandig
met
een
beheerders-
wachtwoord
te
werken.
Als
er
een
configuratiewachtwoord
is
ingesteld,
verschijnt
er
iedere
keer
dat
u
het
programma
Setup
Utility
wilt
starten
een
wachtwoordaanwijzing.
Als
u
zowel
een
systeem-
als
een
beheerderswachtwoord
hebt
ingesteld,
kunt
u
een
van
beide
wachtwoorden
opgeven.
Als
u
echter
van
plan
bent
uw
configuratie-
instellingen
te
wijzigen,
moet
u
het
beheerderswachtwoord
opgeven.
Een
wachtwoord
instellen,
wijzigen
of
wissen
U
kunt
een
wachtwoord
als
volgt
instellen,
wijzigen
of
wissen:
Opmerking:
U
kunt
elke
combinatie
van
maximaal
12
tekens
(A-Z,
a-z
en
0-9)
gebruiken.Zie
“Overwegingen
ten
aanzien
van
wachtwoorden”
op
pagina
49.
1.
Start
het
programma
Setup
Utility
(zie
Hoofdstuk
5,
“Het
programma
Setup
Utility
gebruiken”,
op
pagina
49).
2.
In
het
menu
van
het
programma
Setup
Utility
selecteert
u
Security
.
3.
Selecteer
Set
Passwords
.
Bekijk
de
informatie
die
aan
de
rechterkant
van
het
scherm
wordt
afgebeeld.
Een
opstartapparaat
selecteren
Als
de
computer
niet
opstart
vanaf
een
bepaald
apparaat,
zoals
een
CD-ROM,
dis-
kette
of
vaste
schijf,
gebruikt
u
een
de
volgende
procedures
om
een
opstart-
apparaat
in
te
stellen.
Een
tijdelijk
opstartapparaat
selecteren
Gebruik
deze
procedure
om
op
te
starten
vanaf
een
willekeurig
apparaat.
Opmerking:
Niet
alle
CD’s,
vaste
schijven
en
diskettes
zijn
opstartbaar.
1.
Zet
de
computer
uit.
50
Handboek
voor
de
gebruiker