Lenovo ThinkStation C20 (Dutch) User Guide - Page 54

Een noodherstelmedium gebruiken, Stuurprogramma's installeren of opnieuw installeren, Noodherstelmedia

Page 54 highlights

2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt maken. U kunt een noodherstelmedium maken met behulp van een schijf, een USB vaste-schijfstation of een tweede intern vaste-schijfstation. 3. Klik op OK en volg de instructies op het scherm om een noodherstelmedium te maken. Een noodherstelmedium gebruiken In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt. • Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, doet u het volgende om het te gebruiken: 1. Zet de computer uit. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los. 3. Selecteer in het Startup Device Menu het gewenste optische-schijfstation als eerste opstartapparaat. Plaats vervolgens de noodherstelschijf in het optische-schijfstation en druk op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart. • Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vasteschijfstation, doet u het volgende om het te gebruiken: 1. Sluit het USB-vaste-schijfstation aan op een van de USB-poorten van de computer. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los. 3. Selecteer in het Startup Device Menu het USB-vaste-schijfstation als eerste opstartapparaat en druk op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart. • Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijfstation, stelt u het tweede interne vaste-schijfstation in als het eerste opstartapparaat voor het herstelmedium in de opstartvolgorde van apparaten. Zie "Een opstartapparaat kiezen" op pagina 53. Opmerking: Het secundaire vasteschijfstation is alleen in bepaalde computermodellen aanwezig. Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery. Voor elk van de functies in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-informatie beschikbaar. Volg de instructies om de herstelproces te voltooien. Stuurprogramma's installeren of opnieuw installeren Voordat u stuurprogramma's installeert of opnieuw installeert, moet er een besturingssysteem vooraf geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en softwaremedia voor het apparaat. Stuurprogramma's voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op het vasteschijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de subdirectory SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma's voor apparaten die al in de fabriek zijn geïnstalleerd, vindt u ook op de website http://support.lenovo.com. Andere stuurprogramma's worden meegeleverd bij de desbetreffende apparaten. U installeert het stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat als volgt: 1. Zet de computer aan. 2. Ga naar de directory C:\SWTOOLS. 3. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene submappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO. 4. Open de map van het gewenste apparaat. 5. Voer een van de volgende handelingen uit: 48 ThinkStation Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90

2. Geef in het gebied
Noodherstelmedia
aan welk type herstelmedium u wilt maken. U kunt een
noodherstelmedium maken met behulp van een schijf, een USB vaste-schijfstation of een tweede
intern vaste-schijfstation.
3. Klik op
OK
en volg de instructies op het scherm om een noodherstelmedium te maken.
Een noodherstelmedium gebruiken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruiken van het noodherstelmedium dat u hebt gemaakt.
Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een schijf, doet u het volgende om het te gebruiken:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het
Startup Device
Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteer in het
Startup Device Menu
het gewenste optische-schijfstation als eerste opstartapparaat.
Plaats vervolgens de noodherstelschijf in het optische-schijfstation en druk op Enter. Het
noodherstelmedium wordt gestart.
Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vasteschijfstation, doet u het volgende om
het te gebruiken:
1. Sluit het USB-vaste-schijfstation aan op een van de USB-poorten van de computer.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het
Startup Device
Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteer in het
Startup Device Menu
het USB-vaste-schijfstation als eerste opstartapparaat en
druk op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart.
Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een tweede intern vaste-schijfstation, stelt u het tweede
interne vaste-schijfstation in als het eerste opstartapparaat voor het herstelmedium in de opstartvolgorde
van apparaten. Zie “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 53.
Opmerking:
Het secundaire vasteschijfstation is alleen in bepaalde computermodellen aanwezig.
Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery. Voor elk van de functies
in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-informatie beschikbaar. Volg de instructies om
de herstelproces te voltooien.
Stuurprogramma's installeren of opnieuw installeren
Voordat u stuurprogramma's installeert of opnieuw installeert, moet er een besturingssysteem vooraf
geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en softwaremedia voor het apparaat.
Stuurprogramma's voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op het vasteschijfstation
van de computer (doorgaans station C:) in de subdirectory SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente
stuurprogramma's voor apparaten die al in de fabriek zijn geïnstalleerd, vindt u ook op de website
http://support.lenovo.com. Andere stuurprogramma's worden meegeleverd bij de desbetreffende apparaten.
U installeert het stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat als volgt:
1. Zet de computer aan.
2. Ga naar de directory
C:\SWTOOLS
.
3. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene submappen die zijn genoemd
naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO.
4. Open de map van het gewenste apparaat.
5. Voer een van de volgende handelingen uit:
48
ThinkStation Handboek voor de gebruiker