Lenovo ThinkStation C20 (Dutch) User Guide - Page 59

Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen, Een opstartapparaat kiezen, Een tijdelijk

Page 59 highlights

Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen In dit gedeelte vindt u instructies voor het in- of uitschakelen van toegang tot een apparaat door een gebruiker: USB-ondersteuning Met deze optie kunt u USB-poorten in- en uitschakelen. ICH SATA Als deze functie is ingesteld op Disabled, worden optische stations of eSATA-apparaten uitgeschakeld en worden deze niet in de systeemconfiguratie afgebeeld. Marvell SATA/SAS controller Als deze functie is ingesteld op Disabled, worden alle interne vasteschijfstations uitgeschakeld en worden deze niet in de systeemconfiguratie afgebeeld. Als u deze functie uitschakelt, zorg er dan voor dat u het systeem op een andere manier kunt opstarten, bijvoorbeeld met een LAN PXE-opstartprocedure, met een opstartbare geheugensleutel of schijf. U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen: 1. Start het programma Setup Utility. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 51. 2. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit: • In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices ➙ USB Setup. Volg de instructies op het scherm om de USB-aansluitingen in of uit te schakelen. • In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices ➙ SAS/SATA Drive Setup. Selecteer ICH SATA of Marvell SATA/SAS controller. Kies daarna de gewenste instellingen en druk op Enter. 3. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken. 4. Druk op F10 als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten. Opmerkingen: a. Als u de nieuwe instellingen niet wilt opslaan, kiest u Exit ➙ Exit the Setup Utility without saving. b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u Exit ➙ Load Default Settings. Een opstartapparaat kiezen Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vaste-schijfstation of de schijf in het optische-schijfstation, voert u een van de volgende handelingen uit om het gewenste opstartapparaat te selecteren. Een tijdelijk opstartapparaat kiezen In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstartapparaat. U kunt de instructies in dit gedeelte gebruiken om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat. Opmerking: Niet alle schijven en vasteschijfstations zijn opstartbaar. U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat: 1. Zet de computer uit. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los. 3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het Startup Device Menu en druk op Enter. Hoofdstuk 4. Werken met het programma Setup Utility 53

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90

Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het in- of uitschakelen van toegang tot een apparaat door een
gebruiker:
USB-ondersteuning
Met deze optie kunt u USB-poorten in- en uitschakelen.
ICH SATA
Als deze functie is ingesteld op
Disabled
, worden optische stations of
eSATA-apparaten uitgeschakeld en worden deze niet in de systeemconfiguratie
afgebeeld.
Marvell SATA/SAS controller
Als deze functie is ingesteld op
Disabled
, worden alle interne vasteschijfstations
uitgeschakeld en worden deze niet in de systeemconfiguratie afgebeeld. Als u deze
functie uitschakelt, zorg er dan voor dat u het systeem op een andere manier kunt
opstarten, bijvoorbeeld met een LAN PXE-opstartprocedure, met een opstartbare
geheugensleutel of schijf.
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 51.
2. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit:
In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u
Devices
USB Setup
. Volg de instructies
op het scherm om de USB-aansluitingen in of uit te schakelen.
In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u
Devices
SAS/SATA Drive Setup
.
Selecteer
ICH SATA
of
Marvell SATA/SAS controller
. Kies daarna de gewenste instellingen en
druk op Enter.
3. Druk op Esc om terug te gaan naar het hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk moet u
meerdere malen op Esc drukken.
4. Druk op F10 als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan en het programma Setup Utility wilt afsluiten.
Opmerkingen:
a.
Als u de nieuwe instellingen niet wilt opslaan, kiest u
Exit
Exit the Setup Utility without saving
.
b. Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9 of selecteert u
Exit
Load Default
Settings
.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een vaste-schijfstation of de schijf in het
optische-schijfstation, voert u een van de volgende handelingen uit om het gewenste opstartapparaat te
selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het selecteren van een tijdelijk opstartapparaat. U kunt de instructies
in dit gedeelte gebruiken om op te starten vanaf een willekeurig opstartapparaat.
Opmerking:
Niet alle schijven en vasteschijfstations zijn opstartbaar.
U selecteert als volgt een tijdelijk opstartapparaat:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het
Startup Device Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het
Startup Device Menu
en druk op Enter.
Hoofdstuk 4
.
Werken met het programma Setup Utility
53