Lenovo ThinkCentre A52 (Dutch) Quick reference guide - Page 36

herstelapparaat, opstartvolgorde, opgeven

Page 36 highlights

2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de directorystructuur van uw vaste schijf op. 3. Open de map C:\IBMTOOLS. 4. Open de map met stuurprogramma's (drivers). In deze map bevinden zich submappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd (bijvoorbeeld voor audio, video en dergelijke). 5. Open de gewenste submap. 6. Herstel het stuurprogramma met een van de volgende methoden: v In de submap van het apparaat zoekt u het bestand readme.txt of een ander bestand met de extensie .txt dat informatie bevat voor het opnieuw installeren van het stuurprogramma. Dit bestand heeft mogelijk de naam van het besturingssysteem, bijvoorbeeld winxp.txt. In het tekstbestand vindt u informatie over het opnieuw installeren van het stuurprogramma. v Als de onderliggende map voor het apparaat een bestand met de extensie .inf bevat, kunt u met het programma Nieuwe hardware (in het Windows Configuratiescherm) het stuurprogramma opnieuw installeren. Niet alle stuurprogramma's kunnen opnieuw worden geïnstalleerd met dit programma. Wanneer u in het programma Nieuwe hardware wordt gevraagd om het te installeren stuurprogramma, klikt u op Diskette en Bladeren. Vervolgens selecteert u het juiste stuurprogrammabestand (.inf) in de submap voor het apparaat. v Zoek in de submap van het apparaat naar een bestand met de naam setup.exe. Dubbelklik op SETUP.EXE en volg de instructies op het scherm. Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven Voordat u een Rescue and Recovery start vanaf een CD, DVD, USB vasteschijfstation of enig extern apparaat, moet u eerst de opstartvolgorde wijzigen in de Setup Utility. 1. Druk tijdens het aanzetten van de computer herhaaldelijk op de toets F1 om naar Setup Utility te gaan. 2. Selecteer Startup en druk op Enter. 3. In de opstartvolgorde (Startup sequence) kiest u het opstartapparaat en volgt u de instructies op het scherm. 4. Druk op F10 en daarna op Enter. 5. Selecteer Yes om de wijzigingen op te slaan en druk op Enter. Opmerking: Als u een extern apparaat wilt gebruiken, moet u de computer uitschakelen voordat u dat externe apparaat aansluit. 18 Naslagboekje

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102

2.
Roep
met
behulp
van
de
Windows
Verkenner
of
Deze
Computer
de
directorystructuur
van
uw
vaste
schijf
op.
3.
Open
de
map
C:\IBMTOOLS.
4.
Open
de
map
met
stuurprogramma’s
(drivers).
In
deze
map
bevinden
zich
submappen
die
zijn
genoemd
naar
de
diverse
apparaten
die
op
uw
compu-
ter
zijn
geïnstalleerd
(bijvoorbeeld
voor
audio,
video
en
dergelijke).
5.
Open
de
gewenste
submap.
6.
Herstel
het
stuurprogramma
met
een
van
de
volgende
methoden:
v
In
de
submap
van
het
apparaat
zoekt
u
het
bestand
readme.txt
of
een
ander
bestand
met
de
extensie
.txt
dat
informatie
bevat
voor
het
opnieuw
installeren
van
het
stuurprogramma.
Dit
bestand
heeft
mogelijk
de
naam
van
het
besturingssysteem,
bijvoorbeeld
winxp.txt.
In
het
tekstbestand
vindt
u
informatie
over
het
opnieuw
installeren
van
het
stuur-
programma.
v
Als
de
onderliggende
map
voor
het
apparaat
een
bestand
met
de
exten-
sie
.inf
bevat,
kunt
u
met
het
programma
Nieuwe
hardware
(in
het
Windows
Configuratiescherm)
het
stuurprogramma
opnieuw
installeren.
Niet
alle
stuurprogramma’s
kunnen
opnieuw
worden
geïnstalleerd
met
dit
programma.
Wanneer
u
in
het
programma
Nieuwe
hardware
wordt
gevraagd
om
het
te
installeren
stuurprogramma,
klikt
u
op
Diskette
en
Bladeren
.
Vervolgens
selecteert
u
het
juiste
stuurprogrammabestand
(.inf)
in
de
submap
voor
het
apparaat.
v
Zoek
in
de
submap
van
het
apparaat
naar
een
bestand
met
de
naam
setup.exe.
Dubbelklik
op
SETUP.EXE
en
volg
de
instructies
op
het
scherm.
Een
herstelapparaat
in
de
opstartvolgorde
opgeven
Voordat
u
een
Rescue
and
Recovery
start
vanaf
een
CD,
DVD,
USB
vaste-
schijfstation
of
enig
extern
apparaat,
moet
u
eerst
de
opstartvolgorde
wijzigen
in
de
Setup
Utility.
1.
Druk
tijdens
het
aanzetten
van
de
computer
herhaaldelijk
op
de
toets
F1
om
naar
Setup
Utility
te
gaan.
2.
Selecteer
Startup
en
druk
op
Enter.
3.
In
de
opstartvolgorde
(Startup
sequence)
kiest
u
het
opstartapparaat
en
volgt
u
de
instructies
op
het
scherm.
4.
Druk
op
F10
en
daarna
op
Enter.
5.
Selecteer
Yes
om
de
wijzigingen
op
te
slaan
en
druk
op
Enter.
Opmerking:
Als
u
een
extern
apparaat
wilt
gebruiken,
moet
u
de
computer
uitschakelen
voordat
u
dat
externe
apparaat
aansluit.
18
Naslagboekje