Lenovo NetVista A20 (Dutch) User guide - Page 70

Stations installeren, Signaalkabels en aansluitingen

Page 70 highlights

Stations installeren De computer beschikt over vier vakken of compartimenten waarin diverse soorten stations kunnen worden geïnstalleerd. Zie "De binnenkant van de systeemeenheid (desktopmodel)" op pagina 48 en "De binnenkant van de systeemeenheid (microtower)" op pagina 50 voor informatie over en de locatie van de stationsvakken. Signaalkabels en aansluitingen Als u een station installeert, moet u de signaalkabel (ook wel gegevens- of datakabel genoemd) aansluiten op het station en op de systeemplaat. In de volgende tabel ziet u een overzicht van de aansluitingen op de systeemplaat met daarbij de stations die gebruik maken van die aansluitingen. U ziet dat de eerste twee aansluitingen bedoeld zijn voor IDE/ATA ATAPI-stations (zoals vasteschijfstations en CD-ROM-stations. ), terwijl de derde aansluiting bedoeld is voor stations die werken met een diskette-interface (zoals diskettestations en bandstations). In de volgende afbeelding ziet u de aansluitingen voor signaalkabels op de systeemplaat: Aansluiting op de systeemplaat Primaire IDE Secundaire IDE Vaste schijf Type interface IDE/ATA ATAPI IDE/ATA ATAPI Standaard diskette Type station dat de aansluiting gebruikt Voorkeurslocatie voor vaste-schijfstations. Voorkeurslocatie voor een CD-ROM-station. Diskette- en bandstations Als u de signaalkabel van een station aansluit op een van deze aansluitingen, let dan goed op de indicator voor pinnetje 1 (meestal aangegeven met gekleurde streepjes of puntjes) op de zijkant van de kabel, om er zeker van te zijn dat u de kabel niet verkeerdom aansluit. In uw computer zijn zowel de IDE- en diskette-aansluitingen op de systeemplaat als de kabelstekkers voorzien van sleufjes en richels, zodat de stekker maar op één manier past. 58 IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136

58
IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker
Stations installeren
De computer beschikt over vier vakken of compartimenten waarin diverse soorten
stations kunnen worden geïnstalleerd.
Zie “De binnenkant van de systeemeenheid (desktopmodel)” op pagina 48 en “De
binnenkant van de systeemeenheid (microtower)” op pagina 50 voor informatie over
en de locatie van de stationsvakken.
Signaalkabels en aansluitingen
Als u een station installeert, moet u de signaalkabel (ook wel gegevens- of
datakabel genoemd) aansluiten op het station en op de systeemplaat. In de
volgende tabel ziet u een overzicht van de aansluitingen op de systeemplaat met
daarbij de stations die gebruik maken van die aansluitingen. U ziet dat de eerste
twee aansluitingen bedoeld zijn voor IDE/ATA ATAPI-stations (zoals vaste-
schijfstations en CD-ROM-stations. ), terwijl de derde aansluiting bedoeld is voor
stations die werken met een diskette-interface (zoals diskettestations en
bandstations).
In de volgende afbeelding ziet u de aansluitingen voor signaalkabels op de
systeemplaat:
Als u de signaalkabel van een station aansluit op een van deze aansluitingen, let
dan goed op de indicator voor pinnetje 1 (meestal aangegeven met gekleurde
streepjes of puntjes) op de zijkant van de kabel, om er zeker van te zijn dat u de
kabel niet verkeerdom aansluit.
In uw computer zijn zowel de IDE- en diskette-aansluitingen op de systeemplaat als
de kabelstekkers voorzien van sleufjes en richels, zodat de stekker maar op één
manier past.
Aansluiting op de
systeemplaat
Type interface
Type station dat de aansluiting gebruikt
Primaire IDE
IDE/ATA ATAPI
Voorkeurslocatie voor vaste-schijfstations.
Secundaire IDE
IDE/ATA ATAPI
Voorkeurslocatie voor een CD-ROM-station.
Vaste schijf
Standaard diskette
Diskette- en bandstations