Lenovo ThinkPad L530 (Dutch) User Guide - Page 144

Functies voor systeembeheer instellen, Start het programma ThinkPad Setup.

Page 144 highlights

Functies voor systeembeheer instellen Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in het ThinkPad Setup-programma in te stellen. U kunt de volgende functies configureren in het programma: • Wake on LAN • Netwerkopstartvolgorde • Flash-update Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit beheerderswachtwoord hebt gespecificeerd bij het starten van ThinkPad Setup. Wake on LAN Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer op afstand. Als uw computer niet onder het beheer van een netwerkbeheerder valt, kunt u deze functie het beste uitschakelen. U kunt Wake on LAN als volgt in- of uitschakelen: 1. Start het programma ThinkPad Setup. 2. Kies Config. Het submenu Config wordt afgebeeld. 3. Selecteer Netwerk. Het submenu Network item wordt weergegeven. 4. Voor Wake on LAN selecteert u het volgende AC Only, AC and Battery of Disabled. 5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten. Netwerkopstartvolgorde Wanneer de computer op afstand wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf het apparaat dat is gespecificeerd in de instelling Network boot. Daarna wordt de lijst met de opstartvolgorde in het menu Boot gevolgd. U kunt de opstartvolgorde als volgt bepalen: 1. Kies Startup in het menu van het programma ThinkPad Setup. Er verschijnt een submenu. 2. Selecteer Network Boot en druk op de Enter-toets. De lijst met opstartapparaten wordt dan afgebeeld. 3. Selecteer een opstartapparaat uit de lijst om dit als de topopstartprioriteit in te stellen. 4. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten. Opmerking: Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen. Flash-update De systeemprogramma's op uw computer kunnen op afstand, op een paneel voor de beheerder door de netwerkbeheerder worden bijgewerkt. Hiervoor moet echter aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: • De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN. • De computer moet zijn opgestart via een Preboot eXecution Environment. • Op de niet-lokale computer van de beheerder moet speciale netwerksoftware geïnstalleerd zijn. 126 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184
  • 185
  • 186
  • 187
  • 188
  • 189
  • 190

Functies voor systeembeheer instellen
Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te
configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in het ThinkPad Setup-programma in te stellen. U
kunt de volgende functies configureren in het programma:
Wake on LAN
Netwerkopstartvolgorde
Flash-update
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit
beheerderswachtwoord hebt gespecificeerd bij het starten van ThinkPad Setup.
Wake on LAN
Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de
netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer
op afstand.
Als uw computer niet onder het beheer van een netwerkbeheerder valt, kunt u deze functie het beste
uitschakelen.
U kunt Wake on LAN als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma ThinkPad Setup.
2. Kies
Config
. Het submenu
Config
wordt afgebeeld.
3. Selecteer
Netwerk
. Het submenu
Network item
wordt weergegeven.
4. Voor
Wake on LAN
selecteert u het volgende
AC Only
,
AC and Battery
of
Disabled
.
5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Netwerkopstartvolgorde
Wanneer de computer op afstand wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf het
apparaat dat is gespecificeerd in de instelling
Network boot
. Daarna wordt de lijst met de opstartvolgorde in
het menu
Boot
gevolgd.
U kunt de opstartvolgorde als volgt bepalen:
1. Kies
Startup
in het menu van het programma ThinkPad Setup. Er verschijnt een submenu.
2. Selecteer
Network Boot
en druk op de Enter-toets. De lijst met opstartapparaten wordt dan afgebeeld.
3. Selecteer een opstartapparaat uit de lijst om dit als de topopstartprioriteit in te stellen.
4. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Opmerking:
Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u
op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen.
Flash-update
De systeemprogramma's op uw computer kunnen op afstand, op een paneel voor de beheerder door de
netwerkbeheerder worden bijgewerkt. Hiervoor moet echter aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN.
De computer moet zijn opgestart via een Preboot eXecution Environment.
Op de niet-lokale computer van de beheerder moet speciale netwerksoftware geïnstalleerd zijn.
126
Handboek voor de gebruiker