Behringer UB-Xa Quick Start Guide - Page 17

32 UB-Xa UB-Xa Controls Pannello della modulazione (69) (70) (71) (72) (74) (73) (75) (82) (83) (76) (77) (78) (79) (80) (81) Pannello posteriore (82) (83) (84) (93) (88) (89) (94) LEFT/RIGHT - uscite principali tramite connettore jack bilanciato da 6,35mm. (1/4"). (94) (95) MONO - uscita mono tramite connettore jack bilanciato da 6,35mm. (1/4"). (95) PHONES - connessione per cuffia tramite connettore jack stereo da 6,35mm. (1/4"). (85) (86) (87) (90) (91) (92) (93) (84) (88) (89) (94) (95) (69) RATE - imposta la velocità dell'LFO. (70) LOWER - attiva l'LFO per il livello inferiore. (85) (86) (87) (90) (91) (92) (93) (71) UPPER - attiva l'LFO per il livello superiore. (82) POWER - accende o spegne l'UB-Xa. (72) DEPTH - imposta la profondità dell'LFO. (73) WAVEFORM - premere per selezionare 1 delle 7 forme d'onda disponibili: Triangolare, Quadra, Dente di Sega Inversa, Dente di Sega, Random o Sample & Hold. Triangle, Square, Inverse Sawtooth, Sawtooth, Random or Sample & Hold. (74) LEVA MODULATION - controlla la quantità di vibrato da aggiungere a entrambi gli Oscillatori. (75) LEVA PITCH BEND - questo controllo serve per variare l'altezza delle note suonate. Spostando il controllo in avanti, la tonalità sale. Spostandolo indietro, la tonalità cala. (76) OSC 1 MOD - attiva il controllo del pitch dell'OSC 1 tramite l'LFO dell'esecuzione. (77) OSC 2 MOD - attiva il controllo del pitch dell'OSC 2 tramite l'LFO dell'esecuzione. (78) OSC 2 ONLY - quando questo interruttore è attivo la leva PITCH BEND varia solo l'Oscillatore 2 di ciascuna voce. Ciò ha un effetto interessante sui programmi che hanno Oscillator 2 sincronizzato. Quando l'interruttore è su OFF, la leva PITCH BEND controlla entrambi gli Oscillatori di ciascuna voce. (79) AMOUNT - questo interruttore controlla la gamma della leva PITCH BEND. Nella posizione ON, la leva PITCH BEND ha un range di salita o discesa di un tono. Nella posizione OFF la leva PITCH BEND può aumentare o diminuire l'intonazione di un'ottava. (80) TRANSPOSE DOWN - per ogni pressione traspone la tastiera in basso di un'ottava. I semitoni sono usati nel modo Shift. (81) TRANSPOSE UP - per ogni pressione traspone la tastiera in alto di un'ottava. I semitoni sono usati nel modo Shift. (83) AC IN - collegare a una fonte di alimentazione con un cavo IEC standard, intervallo c.a. 100-240V. (84) USB - collegamento a un computer tramite un cavo USB standard. (85) MIDI IN - riceve MIDI da un dispositivo MIDI esterno come un sequencer o una DAW. (86) MIDI OUT - invia dati MIDI a un dispositivo MIDI esterno. (87) MIDI THRU - uscita diretta del MIDI IN per concatenare altri dispositivi. (88) VIBRATO - ingresso per un pedale di Vibrato. Controlla la quantità di vibrato programmato da completamente spento al massimo stabilito dalla quantità di vibrato attualmente programmato. (89) FILTER - ingresso del pedale del filtro principale. Consente di spostare la frequenza di cutoff di tutti i filtri. (90) SUSTAIN - ingresso per un interruttore a pedale per il Sustain. Quando è attivato, i parametri Release di entrambi gli inviluppi sono impostati sulla quantità programmata in ogni patch. Il tempo di sustain del pedale ha la stessa gamma del tempo di rilascio dell'inviluppo del pannello frontale. Nei modi Double o Split, entrambe le patch termineranno in base al proprio tempo programmato del pedale Sustain. (91) PROGRAM ADVANCE - ingresso per un interruttore a pedale di avanzamento del programma. Quando è attivato, fa avanzare il Programmer al programma successivo. Se, per esempio, attualmente è selezionato il programma A5 e premete questo interruttore, il Programmer passa al programma A6. (92) HOLD - ingresso del pedale usato per l'effetto di mantenimento del sostenuto. Quick Start Guide 33 (NL) Stap 2: Bediening Manual (1) (2) (3) (4) (5) (1) VOLUME - mastervolume 0% tot 100%. (2) BALANCE - het niveau tussen de twee patches in een split of double programma instellen. (3) AUTO - druk hierop om de status van de stemming (tuning) weer te geven. Stemmen (tuning) wordt uitgevoerd op de achtergrond. (4) CHORD - houd een akkoord vast en druk vervolgens op CHORD. Elke toets die wordt aangeslagen speelt nu het akkoord, ook getransponeerd. Dit werkt onafhankelijk voor de upper en lower secties. (5) MASTER TUNE - past de totale stemming van het instrument aan. Control (6) (7) (8) (6) PORTAMENTO - bepaalt de portamento van elke stem als de toonhoogte van de stem wordt gewijzigd. Merk op dat portamento polyfoon is, dus elke stem glijdt onafhankelijk van noot tot noot. (7) UNISON - als deze optie wordt ingeschakeld, klinken met één toets alle stemmen tegelijk. In deze modus werkt de UB-Xa met prioriteit voor de laagst aangeslagen noot. In de modus Split is de functie Unison onafhankelijk voor de beide layers van het keyboard. (8) OSC 2 DETUNE - oscillator 2 ontstemming. De LED wordt ingeschakeld als de regelaar is gecentreerd. Arpeggiator (9) (10) (11) (12) (9) RATE - stelt de snelheid van de Arp in van 40 tot 240 BPM als interne synchronisatie (internal sync) is ingeschakeld. (10) SETTINGS - gaat naar het instellingenmenu voor Arp. (11) HOLD - hiermee wordt het arpeggiatorakkoord na het aanslaan vastgehouden. (12) ON - de Arp in- en uitschakelen. LFO (13) (14) (13) RATE - stelt de snelheid van de LFO in. (14) WAVEFORM - druk herhaaldelijk hierop om 1 van de 6 beschikbare golfvormen te selecteren: sinus, geïnverteerde zaagtand, blokgolf, zaagtand, Sample & Hold, TRIG (LFO key sync, lang indrukken om te activeren) en SMP (sampled vibrato, deze modus samplet de LFO in het Performance Panel, die op verschillende golfvormen en snelheden kan worden ingesteld). Modulation (15) (19) (16) (20) (17) (21) (18) (22) (15) MOD 1 DEPTH - regelt de diepte van de modulatie die naar de doelsecties van de schakelaars hieronder wordt gestuurd (16, 17, 18). (16) OSC 1 FREQ - rout MOD CH 1 naar OSC 1-frequentie. (17) OSC 2 FREQ - rout MOD CH 1 naar OSC 2-frequentie. (18) FILTER FREQ - rout Mod CH 1 naar het filter om de cutoff (afsnijpunt) te moduleren. (19) MOD 2 DEPTH - regelt de diepte van de modulatie die naar de doelsecties van de schakelaars hieronder wordt gestuurd (20, 21, 22). (20) OSC 1 PWM - rout MOD CH 2 naar OSC 1 om de PWM te moduleren. (21) OSC 2 PWM - rout MOD CH 2 naar OSC 2 om de PWM te moduleren (22) VOLUME MOD - rout MOD CH 2 naar de VCA om het niveau te moduleren. Oscillators (23) (26) (29) (24)(25)(27)(28)(30)(31) (23) OSC 1 FREQUENCY - stelt de frequentie van oscillator 1 in binnen een bereik van 3 octaven. (24) SAW - schakelt de zaagtandgolf in voor oscillator 1. (25) PULSE - schakelt de pulsgolf in voor oscillator 1. Als Saw en Pulse zijn uitgeschakeld, wordt er een Triangle waveform (driehoeksgolf) geproduceerd. (26) OSC 1+2 PULSE WIDTH - past de pulsbreedte van beide oscillators aan. (27) SYNC - de harmonischen van OSC 2 worden vergrendeld op die van OSC 1. (28) F-ENV - met deze schakelaar kan de filterenvelope de frequentie van OSC 2 moduleren. (29) OSC 2 FREQUENCY - past de frequentie van oscillator 2 aan in stappen van halve tonen over een bereik van 5 octaven. (30) SAW - schakelt de zaagtandgolf in voor oscillator 2. (31) PULSE - schakelt de pulsgolf in voor oscillator 2. Druk op Saw en Pulse om beide golfvormen samen te gebruiken. Als Saw- en Puls-golven zijn uitgeschakeld is de driehoeksgolf (Triangle) nog wel actief. Filter (32) (33) (34) (35) (36) (37) (38) (39) (40) (32) FREQUENCY - de cutoff-frequentie (afsnijfrequentie) van het low-passfilter instellen. (33) RESONANCE - stelt de resonantie van het filter in. Dit benadrukt de frequenties rond het cutoff-punt. (34) 34. MODULATIE - Hiermee wordt de hoeveelheid modulatie van de envelope op het filter ingesteld.