Lenovo ThinkPad X220i (Dutch) User Guide - Page 231

Functies voor systeembeheer instellen, Wake on LAN, Netwerkopstartvolgorde

Page 231 highlights

Functies voor systeembeheer instellen Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in de ThinkPad Setup in te stellen. Het programma ThinkPad Setup ondersteunt de volgende functies: • Wake on LAN • Netwerkopstartvolgorde • Flash-update Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit beheerderswachtwoord hebt ingevoerd bij het starten van de ThinkPad Setup. Wake on LAN Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer op afstand. Instellen vanuit de ThinkPad Setup Als u Wake on LAN wilt in- of uitschakelen, gaat u naar het menu ThinkPad Setup. Als uw computer niet onder het beheer van een netwerkbeheerder valt, kunt u deze functie het beste uitschakelen. Om deze functie in te schakelen, gaat u als volgt te werk: 1. Start het menu ThinkPad Setup. 2. Kies Config. 3. Het submenu Config verschijnt. 4. Selecteer Netwerk. 5. Het vervolgmenu Network verschijnt. 6. Voor Wake On LAN selecteert u AC Only, AC and Battery of Disabled. 7. Druk op F10. Netwerkopstartvolgorde Wanneer de computer op afstand wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf het apparaat dat is geselecteerd met de instelling voor Network boot. Vervolgens wordt de lijst met de opstartvolgorde in het menu Boot gevolgd. U geeft de volgorde als volgt op: 1. Kies Opstarten in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt. 2. Selecteer Opstarten vanaf het netwerk en druk op de toets Enter om de lijst met opstartapparaten weer te geven. 3. Selecteer een opstartapparaat in de lijst om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten plaatsvindt nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald. 4. Druk op F10. Opmerking: Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen. Hoofdstuk 8. Geavanceerde configuratie 213

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184
  • 185
  • 186
  • 187
  • 188
  • 189
  • 190
  • 191
  • 192
  • 193
  • 194
  • 195
  • 196
  • 197
  • 198
  • 199
  • 200
  • 201
  • 202
  • 203
  • 204
  • 205
  • 206
  • 207
  • 208
  • 209
  • 210
  • 211
  • 212
  • 213
  • 214
  • 215
  • 216
  • 217
  • 218
  • 219
  • 220
  • 221
  • 222
  • 223
  • 224
  • 225
  • 226
  • 227
  • 228
  • 229
  • 230
  • 231
  • 232
  • 233
  • 234
  • 235
  • 236
  • 237
  • 238
  • 239
  • 240
  • 241
  • 242
  • 243
  • 244
  • 245
  • 246
  • 247
  • 248
  • 249
  • 250
  • 251
  • 252
  • 253
  • 254
  • 255
  • 256
  • 257
  • 258
  • 259
  • 260
  • 261
  • 262
  • 263
  • 264
  • 265
  • 266
  • 267
  • 268
  • 269
  • 270
  • 271
  • 272
  • 273
  • 274
  • 275
  • 276
  • 277
  • 278
  • 279
  • 280
  • 281
  • 282
  • 283
  • 284
  • 285
  • 286
  • 287
  • 288

Functies voor systeembeheer instellen
Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te
configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in de ThinkPad Setup in te stellen. Het programma
ThinkPad Setup ondersteunt de volgende functies:
Wake on LAN
Netwerkopstartvolgorde
Flash-update
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit
beheerderswachtwoord hebt ingevoerd bij het starten van de ThinkPad Setup.
Wake on LAN
Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de
netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer
op afstand.
Instellen vanuit de ThinkPad Setup
Als u Wake on LAN wilt in- of uitschakelen, gaat u naar het menu ThinkPad Setup. Als uw computer niet
onder het beheer van een netwerkbeheerder valt, kunt u deze functie het beste uitschakelen.
Om deze functie in te schakelen, gaat u als volgt te werk:
1. Start het menu ThinkPad Setup.
2. Kies
Config
.
3. Het submenu Config verschijnt.
4. Selecteer
Netwerk
.
5. Het vervolgmenu Network verschijnt.
6. Voor Wake On LAN selecteert u
AC Only
,
AC and Battery
of
Disabled
.
7. Druk op F10.
Netwerkopstartvolgorde
Wanneer de computer op afstand wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf het apparaat
dat is geselecteerd met de instelling voor
Network boot
. Vervolgens wordt de lijst met de opstartvolgorde in
het menu
Boot
gevolgd.
U geeft de volgorde als volgt op:
1. Kies
Opstarten
in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt.
2. Selecteer Opstarten vanaf het netwerk en druk op de toets Enter om de lijst met opstartapparaten
weer te geven.
3. Selecteer een opstartapparaat in de lijst om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten
plaatsvindt nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10.
Opmerking:
Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u
op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen.
Hoofdstuk 8
.
Geavanceerde configuratie
213