Lenovo ThinkPad Edge E420 (Dutch) User Guide - Page 71

Generiek Non-PnP beeldscherm

Page 71 highlights

6. Klik op Geavanceerde instellingen. 7. Klik op de tab Beeldscherm. Controleer aan de hand van de gegevens in het venster of het beeldschermtype correct is. Is dat het geval, klik dan op OK om het venster te sluiten. Zo niet, ga dan als volgt te werk: 8. Wanneer twee of meer beeldschermtypen worden afgebeeld, selecteert u Generiek PnP-beeldscherm of Generiek Non-PnP beeldscherm. 9. Klik op Eigenschappen. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging. 10. Klik op de tab Stuurprogramma. 11. Klik op Stuurprogramma bijwerken. 12. Klik op Bladeren op mijn computer naar stuurprogramma's en klik daarna op Kiezen uit een lijst van stuurprogramma's op mijn computer. 13. Schakel het selectievakje Compatibele hardware weergeven uit. 14. Selecteer de Fabrikant en het Model van het beeldscherm. Als u uw beeldscherm niet kunt vinden in de lijst, breek dan de installatie van dit stuurprogramma af en gebruik het stuurprogramma dat bij uw beeldscherm is geleverd. 15. Nadat het stuurprogramma is bijgewerkt, klikt u op Sluiten. 16. Klik op OK. Opmerking: Om de kleurinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad en klikt u op Schermresolutie. Klik op Geavanceerde instellingen, ga naar het tabblad Monitor en stel de Kleuren in. Windows XP: 1. Sluit het externe beeldscherm aan op de beeldschermaansluiting en sluit het beeldscherm aan op een stopcontact. 2. Zet het externe beeldscherm en de computer aan. 3. Druk op F6 om de uitvoer naar het externe beeldscherm te sturen. 4. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en klik op Eigenschappen om het venster Eigenschappen voor beeldscherm te openen. 5. Klik op de tab Instellingen. 6. Klik op Geavanceerd. 7. Klik op de tab Beeldscherm. Controleer aan de hand van de gegevens in het venster of het beeldschermtype correct is. Is dat het geval, klik dan op OK om het venster te sluiten. Zo niet, ga dan als volgt te werk: 8. Als er meer dan twee beeldschermtypen worden afgebeeld, kiest u Standaardmonitor. 9. Klik op Eigenschappen. 10. Klik op de tab Stuurprogramma. 11. Klik op Stuurprogramma bijwerken. De wizard voor het bijwerken van de hardware wordt afgebeeld. 12. Klik op Nee en klik daarna op Volgende. 13. Selecteer Ik wil zelf kiezen (Geavanceerd) en klik op Volgende. 14. Kies Niet zoeken. Ik bepaal zelf welk stuurprogramma ik wil installeren en klik op Volgende. 15. Schakel het selectievakje Compatibele hardware weergeven uit. 16. Selecteer de Fabrikant en het Model van het beeldscherm. Als u uw beeldscherm niet kunt vinden in de lijst, breek dan de installatie van dit stuurprogramma af en gebruik het stuurprogramma dat bij uw beeldscherm is geleverd. 17. Nadat u het stuurprogramma hebt bijgewerkt, klikt u op OK om het eigenschappenvenster te sluiten. 18. Stel de Resolutie en de Kleuren in het venster Beeldscherminstellingen. 19. Klik op OK. Hoofdstuk 2. De computer gebruiken 53

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184
  • 185
  • 186
  • 187
  • 188
  • 189
  • 190
  • 191
  • 192
  • 193
  • 194
  • 195
  • 196
  • 197
  • 198
  • 199
  • 200
  • 201
  • 202
  • 203
  • 204

6. Klik op
Geavanceerde instellingen
.
7. Klik op de tab
Beeldscherm
. Controleer aan de hand van de gegevens in het venster of het
beeldschermtype correct is. Is dat het geval, klik dan op
OK
om het venster te sluiten. Zo niet, ga
dan als volgt te werk:
8. Wanneer twee of meer beeldschermtypen worden afgebeeld, selecteert u
Generiek PnP-beeldscherm
of
Generiek Non-PnP beeldscherm
.
9. Klik op
Eigenschappen
. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
10. Klik op de tab
Stuurprogramma
.
11. Klik op
Stuurprogramma bijwerken
.
12. Klik op
Bladeren op mijn computer naar stuurprogramma's
en klik daarna op
Kiezen uit een lijst
van stuurprogramma's op mijn computer
.
13. Schakel het selectievakje
Compatibele hardware weergeven
uit.
14. Selecteer de
Fabrikant
en het
Model
van het beeldscherm. Als u uw beeldscherm niet kunt vinden
in de lijst, breek dan de installatie van dit stuurprogramma af en gebruik het stuurprogramma dat bij
uw beeldscherm is geleverd.
15. Nadat het stuurprogramma is bijgewerkt, klikt u op
Sluiten
.
16. Klik op
OK
.
Opmerking:
Om de kleurinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad en
klikt u op
Schermresolutie
. Klik op
Geavanceerde instellingen
, ga naar het tabblad
Monitor
en stel de
Kleuren
in.
Windows XP:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op de beeldschermaansluiting en sluit het beeldscherm aan op
een stopcontact.
2. Zet het externe beeldscherm en de computer aan.
3. Druk op F6 om de uitvoer naar het externe beeldscherm te sturen.
4. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en klik op
Eigenschappen
om het venster
Eigenschappen voor beeldscherm te openen.
5. Klik op de tab
Instellingen
.
6. Klik op
Geavanceerd
.
7. Klik op de tab
Beeldscherm
. Controleer aan de hand van de gegevens in het venster of het
beeldschermtype correct is. Is dat het geval, klik dan op
OK
om het venster te sluiten. Zo niet, ga
dan als volgt te werk:
8. Als er meer dan twee beeldschermtypen worden afgebeeld, kiest u
Standaardmonitor
.
9. Klik op
Eigenschappen
.
10. Klik op de tab
Stuurprogramma
.
11. Klik op
Stuurprogramma bijwerken
. De wizard voor het bijwerken van de hardware wordt afgebeeld.
12. Klik op
Nee
en klik daarna op
Volgende
.
13. Selecteer
Ik wil zelf kiezen (Geavanceerd)
en klik op
Volgende
.
14. Kies
Niet zoeken. Ik bepaal zelf welk stuurprogramma ik wil installeren
en klik op
Volgende
.
15. Schakel het selectievakje
Compatibele hardware weergeven
uit.
16. Selecteer de
Fabrikant
en het
Model
van het beeldscherm. Als u uw beeldscherm niet kunt vinden
in de lijst, breek dan de installatie van dit stuurprogramma af en gebruik het stuurprogramma dat bij
uw beeldscherm is geleverd.
17. Nadat u het stuurprogramma hebt bijgewerkt, klikt u op
OK
om het eigenschappenvenster te sluiten.
18. Stel de
Resolutie
en de
Kleuren
in het venster Beeldscherminstellingen.
19. Klik op
OK
.
Hoofdstuk 2
.
De computer gebruiken
53