Dell Precision T7400 Quick Reference Guide  - Page 82

Een geel lampje knippert op het moment dat de computer

Page 82 highlights

6 verbindings- Groen - Er is een goede verbinding tussen een 10-Mbps integriteitslampje netwerk en de computer. Oranje - Er is een goede verbinding tussen een 100-Mbps netwerk en de computer. Geel - Er is een goede verbinding tussen een 1000-Mbps (of 1-Gbps) netwerk en de computer. Uit - De computer detecteert geen fysieke verbinding met het netwerk. 7 connector voor Wanneer u de computer op een netwerk of breedbandapparaat netwerkadapter wilt aansluiten, verbindt u het ene uiteinde van een netwerkkabel met een netwerkplug of met uw netwerk of breedbandapparaat. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de aansluiting voor de netwerkadapter op de computer. Als u een klik hoort, is de netwerkkabel goed bevestigd. Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkconnector. Op computers met een extra netwerkadapter kunt u de connectoren op de kaart en aan de achterzijde van de computer gebruiken voor het instellen van meerdere netwerkverbindingen (zoals een apart intra- of extranet). U wordt aangeraden om Category 5-bedrading en -ingangen voor uw netwerk te gebruiken. Als u toch gebruikmaakt van Category 3-bedrading, moet u de netwerksnelheid verhogen tot 10 Mbps om een betrouwbare werking te garanderen. 8 activiteitenlampje Een geel lampje knippert op het moment dat de computer netwerk netwerkgegevens verzendt of ontvangt. Bij veel verkeer kan het lijken alsof dit lampje continu brandt. 9 USB 2.0- Gebruik de voorste USB-connectoren voor apparaten die u af connectoren (5) en toe aansluit, zoals sleutels met flashgeheugen of camera's, of voor opstartbare USB-apparaten. Gebruik de achterste USB-connectoren voor apparaten die normaal gesproken aangesloten blijven, zoals printers en toetsenborden. 10 toetsenbordconnector Als u een standaard PS/2-toetsenbord hebt, moet u dit aansluiten op de paarse toetsenbordaansluiting. Als u een USBtoetsenbord hebt, moet u dit aansluiten op een USB-connector. 11 seriële connectoren (2) Sluit een serieel apparaat, bijvoorbeeld een handheld-apparaat, aan op de seriële poort. Indien nodig kan het adres voor deze poort via System Setup worden gewijzigd (zie "System Setup" in de Gebruikshandleiding). 82 Naslaggids

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184
  • 185
  • 186
  • 187
  • 188
  • 189
  • 190
  • 191
  • 192
  • 193
  • 194
  • 195
  • 196
  • 197
  • 198
  • 199
  • 200
  • 201
  • 202
  • 203
  • 204
  • 205
  • 206
  • 207
  • 208
  • 209
  • 210
  • 211
  • 212
  • 213
  • 214
  • 215
  • 216
  • 217
  • 218
  • 219
  • 220
  • 221
  • 222
  • 223
  • 224
  • 225
  • 226
  • 227
  • 228
  • 229
  • 230
  • 231
  • 232
  • 233
  • 234
  • 235
  • 236
  • 237
  • 238
  • 239
  • 240
  • 241
  • 242
  • 243
  • 244
  • 245
  • 246
  • 247
  • 248
  • 249
  • 250
  • 251
  • 252
  • 253
  • 254
  • 255
  • 256
  • 257
  • 258
  • 259
  • 260
  • 261
  • 262
  • 263
  • 264
  • 265
  • 266
  • 267
  • 268
  • 269
  • 270
  • 271
  • 272
  • 273
  • 274
  • 275
  • 276
  • 277
  • 278
  • 279
  • 280
  • 281
  • 282
  • 283
  • 284
  • 285
  • 286
  • 287
  • 288
  • 289
  • 290
  • 291
  • 292
  • 293
  • 294
  • 295
  • 296
  • 297
  • 298
  • 299
  • 300
  • 301
  • 302
  • 303
  • 304
  • 305
  • 306
  • 307
  • 308
  • 309
  • 310
  • 311
  • 312
  • 313
  • 314
  • 315
  • 316
  • 317
  • 318
  • 319
  • 320
  • 321
  • 322
  • 323
  • 324
  • 325
  • 326
  • 327
  • 328
  • 329
  • 330
  • 331
  • 332
  • 333
  • 334
  • 335
  • 336
  • 337
  • 338
  • 339
  • 340
  • 341
  • 342
  • 343
  • 344
  • 345
  • 346
  • 347
  • 348
  • 349
  • 350
  • 351
  • 352
  • 353
  • 354
  • 355
  • 356
  • 357
  • 358
  • 359
  • 360
  • 361
  • 362
  • 363
  • 364
  • 365
  • 366
  • 367
  • 368
  • 369
  • 370
  • 371
  • 372
  • 373
  • 374
  • 375
  • 376
  • 377
  • 378
  • 379
  • 380

82
Naslaggids
6
verbindings-
integriteitslampje
Groen — Er is een goede verbinding tussen een 10-Mbps
netwerk en de computer.
Oranje — Er is een goede verbinding tussen een 100-Mbps
netwerk en de computer.
Geel — Er is een goede verbinding tussen een 1000-Mbps
(of 1-Gbps) netwerk en de computer.
Uit — De computer detecteert geen fysieke verbinding met
het netwerk.
7
connector voor
netwerkadapter
Wanneer u de computer op een netwerk of breedbandapparaat
wilt aansluiten, verbindt u het ene uiteinde van een netwerkkabel
met een netwerkplug of met uw netwerk of breedbandapparaat.
Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de aansluiting
voor de netwerkadapter op de computer. Als u een klik hoort,
is de netwerkkabel goed bevestigd.
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkconnector.
Op computers met een extra netwerkadapter kunt u de
connectoren op de kaart en aan de achterzijde van de computer
gebruiken voor het instellen van meerdere netwerkverbindingen
(zoals een apart intra- of extranet).
U wordt aangeraden om Category 5-bedrading en -ingangen
voor uw netwerk te gebruiken. Als u toch gebruikmaakt van
Category 3-bedrading, moet u de netwerksnelheid verhogen tot
10 Mbps om een betrouwbare werking te garanderen.
8
activiteitenlampje
netwerk
Een geel lampje knippert op het moment dat de computer
netwerkgegevens verzendt of ontvangt. Bij veel verkeer kan het
lijken alsof dit lampje continu brandt.
9
USB 2.0-
connectoren (5)
Gebruik de voorste USB-connectoren voor apparaten die u af
en toe aansluit, zoals sleutels met flashgeheugen of camera's,
of voor opstartbare USB-apparaten.
Gebruik de achterste USB-connectoren voor apparaten die
normaal gesproken aangesloten blijven, zoals printers en
toetsenborden.
10
toetsenbord-
connector
Als u een standaard PS/2-toetsenbord hebt, moet u dit
aansluiten op de paarse toetsenbordaansluiting. Als u een USB-
toetsenbord hebt, moet u dit aansluiten op een USB-connector.
11
seriële
connectoren (2)
Sluit een serieel apparaat, bijvoorbeeld een handheld-apparaat,
aan op de seriële poort. Indien nodig kan het adres voor deze
poort via System Setup worden gewijzigd (zie "System Setup" in
de
Gebruikshandleiding
).