Lenovo ThinkPad W530 (Dutch) User Guide - Page 170

Problemen met de voeding

Page 170 highlights

1. Controleer of de wisselstroomadapter correct is aangesloten. Voor instructies voor het aansluiten van de wisselstroomadapter raadpleegt u de publicatie Handleiding voor veiligheid, garantie en installatie die is meegeleverd met uw computer. 2. Als de wisselstroomadapter op de juiste manier is aangesloten, schakelt u de computer uit, koppelt u de wisselstroomadapter los en verwijdert u de batterij. 3. Breng de batterij weer aan, sluit de wisselstroomadapter weer aan en zet de computer aan. 4. Als het stekkerpictogram nog steeds niet op de taakbalk staat en het wisselstroomlampje nog steeds niet brandt, moeten de netvoedingsadapter en de computer worden nagezien. Opmerking: Als u een computer met het besturingssysteem Windows 7 gebruikt en u wilt het voedingsadapterpictogram (stekker) afbeelden, klikt u op het driehoekige pictogram op de taakbalk. Problemen met de voeding Druk deze aanwijzingen nu af en bewaar die afdrukken bij uw computer, zodat u ze in de toekomst kunt raadplegen. Als de computer helemaal geen energie krijgt, controleert u het volgende: 1. Controleer de LED van de aan/uit-knop. Raadpleeg "Statuslampjes" op pagina 8. Als de computer aan staat en actief is, brandt er een lampje in de aan/uit-knop. 2. Controleer alle voedingsaansluitingen. Verwijder alle stekkerdozen en piekspanningsbeveiligingen en steek de stekker van de wisselstroomadapter rechtstreeks in het stopcontact. 3. Controleer de wisselstroomadapter. Controleer of het apparaat beschadigd is en controleer of het netsnoer goed is aangesloten op de adapter en op de computer. 4. Controleer of het stopcontact werkt, door er een ander apparaat op aan te sluiten. 5. Verwijder de computer uit een ThinkPad Port Replicator of dockingstation. Raadpleeg "Een ThinkPad port replicator of dockingstation loskoppelen" op pagina 109. 6. Verwijder alle apparaten en controleer de systeemvoeding terwijl zo weinig mogelijk apparaten zijn aangesloten. a. Ontkoppel de wisselstroomadapter en alle kabels van de computer. b. Klap het beeldscherm dicht en keer de computer om. c. Verwijder de batterij, de geheugenmodule, de PCI Express Mini Cards, het Ultrabay-apparaat, het vaste-schijfstation, het SSD-station of mSATA SSD-station. Zie Hoofdstuk 6 "Apparaten vervangen" op pagina 71. d. Wacht 30 seconden en installeer de geheugenmodule en een werkende batterij opnieuw of sluit de wisselstroomadapter aan om de computer te testen terwijl er zo weinig mogelijk apparaten zijn aangesloten. e. Sluit de apparaten die u eerder hebt verwijderd een voor een weer aan. Als de computer niet werkt met de batterij als energiebron, controleert u het volgende: 1. Verwijder de batterij en plaats de batterij terug om ervoor te zorgen dat de batterij correct is aangesloten. Zie "De batterij verwisselen" op pagina 72. 2. Vervang de batterij door een andere batterij van hetzelfde type, indien beschikbaar. Als er een ander, vergelijkbaar model ThinkPad beschikbaar is, controleert u of de batterij in die andere computer wel werkt en of de batterij van die andere computer in uw ThinkPad werkt. 3. Controleer het batterijlampje. Raadpleeg "Energiestatuslampjes" op pagina 9. Het batterijlampje is normaal aan als de batterij is geïnstalleerd en de computer aan staat en als de wisselstroomadapter is aangesloten en de batterij wordt opgeladen. Dit lampje is aan of knippert oranje of groen, afhankelijk van de status van de batterij. 152 Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184
  • 185
  • 186
  • 187
  • 188
  • 189
  • 190
  • 191
  • 192
  • 193
  • 194
  • 195

1. Controleer of de wisselstroomadapter correct is aangesloten. Voor instructies voor het aansluiten van
de wisselstroomadapter raadpleegt u de publicatie
Handleiding voor veiligheid, garantie en installatie
die is meegeleverd met uw computer.
2. Als de wisselstroomadapter op de juiste manier is aangesloten, schakelt u de computer uit, koppelt u de
wisselstroomadapter los en verwijdert u de batterij.
3. Breng de batterij weer aan, sluit de wisselstroomadapter weer aan en zet de computer aan.
4. Als het stekkerpictogram nog steeds niet op de taakbalk staat en het wisselstroomlampje nog steeds
niet brandt, moeten de netvoedingsadapter en de computer worden nagezien.
Opmerking:
Als u een computer met het besturingssysteem Windows 7 gebruikt en u wilt het
voedingsadapterpictogram (stekker) afbeelden, klikt u op het driehoekige pictogram op de taakbalk.
Problemen met de voeding
Druk deze aanwijzingen nu af en bewaar die afdrukken bij uw computer, zodat u ze in de toekomst
kunt raadplegen.
Als de computer helemaal geen energie krijgt, controleert u het volgende:
1. Controleer de LED van de aan/uit-knop. Raadpleeg “Statuslampjes” op pagina 8. Als de computer aan
staat en actief is, brandt er een lampje in de aan/uit-knop.
2. Controleer alle voedingsaansluitingen. Verwijder alle stekkerdozen en piekspanningsbeveiligingen en
steek de stekker van de wisselstroomadapter rechtstreeks in het stopcontact.
3. Controleer de wisselstroomadapter. Controleer of het apparaat beschadigd is en controleer of het
netsnoer goed is aangesloten op de adapter en op de computer.
4. Controleer of het stopcontact werkt, door er een ander apparaat op aan te sluiten.
5. Verwijder de computer uit een ThinkPad Port Replicator of dockingstation. Raadpleeg “Een ThinkPad
port replicator of dockingstation loskoppelen” op pagina 109.
6. Verwijder alle apparaten en controleer de systeemvoeding terwijl zo weinig mogelijk apparaten zijn
aangesloten.
a.
Ontkoppel de wisselstroomadapter en alle kabels van de computer.
b. Klap het beeldscherm dicht en keer de computer om.
c.
Verwijder de batterij, de geheugenmodule, de PCI Express Mini Cards, het Ultrabay-apparaat, het
vaste-schijfstation, het SSD-station of mSATA SSD-station. Zie Hoofdstuk 6 “Apparaten vervangen”
op pagina 71.
d. Wacht 30 seconden en installeer de geheugenmodule en een werkende batterij opnieuw of sluit
de wisselstroomadapter aan om de computer te testen terwijl er zo weinig mogelijk apparaten
zijn aangesloten.
e.
Sluit de apparaten die u eerder hebt verwijderd een voor een weer aan.
Als de computer niet werkt met de batterij als energiebron, controleert u het volgende:
1. Verwijder de batterij en plaats de batterij terug om ervoor te zorgen dat de batterij correct is aangesloten.
Zie “De batterij verwisselen” op pagina 72.
2. Vervang de batterij door een andere batterij van hetzelfde type, indien beschikbaar.
Als er een ander, vergelijkbaar model ThinkPad beschikbaar is, controleert u of de batterij in die andere
computer wel werkt en of de batterij van die andere computer in uw ThinkPad werkt.
3. Controleer het batterijlampje. Raadpleeg “Energiestatuslampjes” op pagina 9.
Het batterijlampje is normaal aan als de batterij is geïnstalleerd en de computer aan staat en als de
wisselstroomadapter is aangesloten en de batterij wordt opgeladen. Dit lampje is aan of knippert oranje
of groen, afhankelijk van de status van de batterij.
152
Handboek voor de gebruiker