Behringer PRO-800 Quick Start Guide - Page 15

Passo 2, Stap 2: Bediening

Page 15 highlights

28 PRO-800 PRO-800 Control (IT) Passo 2: Controlli (33) PW A-B - applica la modulazione LFO all'ampiezza dell'impulso di entrambi gli oscillatori. (34) FILTER - applica la modulazione LFO alla frequenza di Cutoff del filtro. (35) GLIDE - aumenta il portamento tra le note. (43) RELEASE - controlla il tempo di rilascio dell'inviluppo del filtro. (44) ATTACK - controlla il tempo di attacco dell'inviluppo dell'amplificatore. (45) DECAY - controlla il tempo di decadimento dell'inviluppo dell'amplificatore. (36) CUTOFF - regola la frequenza di taglio del filtro passa-basso da 24 dB/ottava (4 poli). (46) SUSTAIN - controlla il livello di sostenuto dell'inviluppo dell'amplificatore. (37) RESONANCE - regola la risonanza (47) RELEASE - controlla il tempo del filtro. Ciò enfatizza le di rilascio dell'inviluppo frequenze intorno al punto dell'amplificatore. di Cutoff. (38) ENVELOPE AMOUNT - imposta (48) MASTER TUNE - regola l'accordatura complessiva del la profondità dell'inviluppo synth (+/- 1 semitono). applicato. Se impostato su 0, l'inviluppo del filtro non avrà alcun effetto. (49) POWER LED - indica che l'alimentazione è accesa. (39) KEYBOARD - quando l'interruttore è messo su FULL, il (50) VOLUME - imposta il volume generale. CV è applicato alla frequenza di Cutoff dei filtri e il filtro traccia la tastiera. Quando è nella posizione OFF, le note più alte suonate avranno una maggiore (51) SYNC IN - consente la sincronizzazione con sorgenti esterne. (52) FILTER CV IN - consente di attenuazione delle armoniche controllare il Cutoff del filtro da rispetto alle note suonate nel fonti esterne (quantità regolata registro più basso. L'impostazione dalle impostazioni). ½ fornisce un effetto intermedio tra le impostazioni FULL e OFF. L'impostazione FULL consente a un (53) PHONES - connessione per la cuffia. filtro auto-oscillante un tracking (54) AUDIO OUT - uscita audio preciso della tastiera. da 3,5mm. (40) ATTACK - controlla il tempo di attacco dell'inviluppo del filtro. (41) DECAY - controlla il tempo di decadimento dell'inviluppo del filtro. (55) MIDI IN - accetta dati MIDI in ingresso dal canale midi selezionato. (42) SUSTAIN - controlla il livello di sostenuto dell'inviluppo del filtro. Pannello posteriore (56) OUTPUT - connessione a un mixer o una scheda audio tramite un cavo con jack da 6,35 mm. (57) FOOTSWITCH - connessione a un pedale per il controllo del Sustain. (58) MIDI CHANNEL SELECTION. Per scegliere il canale MIFI, spostate i 4 dip switch. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 1 12 13 14 1 5 16 (59) MIDI OUT/THRU - MIDI OUT/ THRU per inviare i dati MIDI. (60) USB PORT - per inviare o ricevere informazioni MIDI via USB. Utile anche per aggiornamenti. (61) POWER SWITCH - Accende e spegne il synth. (62) POWER INPUT - connessione esclusivamente per l'alimentatore fornito in dotazione. Quick Start Guide 29 (NL) Stap 2: Bediening Bovenpaneel (1) PROGRAM DISPLAY - geeft het huidige programma aan in Preset- of handmatige modi; en parameters tijdens het gebruik van de menu's. (2) PROGRAM SELECT 0-9 switches. worden gebruikt om programmanummers 0-100 te selecteren. Er zijn vier banken met programma's, waardoor er in totaal 400 programma's beschikbaar zijn. Deze toetsen worden ook gebruikt om naar menufuncties te gaan, zoals hieronder wordt beschreven. (3) PRESET - geeft aan dat de PRO-800 volgens het geheugen is geprogrammeerd. Als dit niet brandt, geeft het handmatige (manual) modus aan. Als het knippert is er een parameter bewerkt, maar is het programma nog niet opgeslagen. (4) PERF - Schakelt de PRO-800 naar handmatige modus. De bedieningselementen op het voorpaneel zijn actief. Na de eerste keer indrukken zijn patchparameters bewerkbaar, na de tweede keer drukken wordt handmatige modus actief (display geeft P800 weer) (5) SETTINGS - opent het instellingenmenu. (6) TUNE - Activeert het stemmen van oscillators en filters. (7) SYNC SOURCE - Kies uit intern, MIDI, USB of Sync In. (8) SYNC CLOCK - Na eerste keer indrukken kan de clock BPM worden ingesteld. Tweede keer indrukken: de onderverdeling (subdivision) van de clock. Derde keer indrukken: PPQN(puls per quarter note)-instellingen: 24, 48, 96 en 192 zijn beschikbaar. (9) REC - wordt gebruikt voor het (21) LEVEL - bepaalt het volume opslaan van programma's of van de oscillator. Het signaal sequences. Wordt ook gebruikt om is 'schoon' tot niveau 5. de arpeggiator te vergrendelen. Daarboven wordt er geleidelijk (10) SEQ 1 - selecteert sequencebank 1 voor opname of afspelen. (11) SEQ 2 - selecteert sequencebank 2 voor opname of afspelen. een vervormingseffect geïntroduceerd. (22) FINE - verhoogt OSC B-frequentie tot één halve toon, voor verstemmingseffecten (detune). (12) ARP UP DN - regelt arpeggiator per toetspositie. Zie Arpeggiator hieronder. (23) FIL ENV - stelt het niveau van de filterenvelope-generator in voor de Polymod. (13) ARP ASSIGN - regelt arpeggiator per toetsvolgorde. Zie Arpeggiator hieronder. (14) VALUE - wordt gebruikt om parameterwaarden aan te passen, zoals tempo. (15) FREQUENCY - stelt de frequentie voor beide oscillators in over een bereik van 4 octaven. Het frequentiebereik kan worden (24) OSC B - stelt het niveau in van de OSC B-bron voor de Polymod. (25) FREQ A - selecteert OSC A-frequentie als bestemming van de Polymod. (26) FILTER - selecteert de cutoff- frequentie van het filter als bestemming van de Polymod. (27) UNISON TRACK - zonder toets ingesteld via het menu Extra in te drukken wordt het huidige parameters (zie onder). programma naar UNISON (16) SYNC - forceert OSC A om OSC B in harde synchronisatie te volgen. geschakeld, zodat alle 8 stemmen monofoon aan één noot worden toegewezen. Als er tijdens het (17) SAWTOOTH - produceert een volledige golfvorm met alle harmonischen. (18) TRIANGLE - produceert een driehoeksgolf op vol niveau met een bescheiden harmonische energie. (19) PULSE - schakelt een golfvorm in op vol niveau, geregeld door instelling van de pulsbreedte [PULSE WIDTH]. indrukken van de toets een akkoord wordt vastgehouden, volgt het akkoord het toetsenbord op en neer. Door op de knop te drukken terwijl je een enkele noot ingedrukt houdt, verandert de Pro 800 in een monofone synthesizer. (28) NOISE - verhoogt het niveau van de ruisgenerator. (29) LFO FREQUENCY - stelt de LFO- snelheid in van 0,25 tot 20 Hz. (20) PULSE WIDTH - stelt de harmonische inhoud van de pulsgolf in door de cyclus in te stellen van ongeveer 1 tot 99%. 50% is ongeveer een blokgolf. (30) SHAPE - de LFO-vormselectie wordt gemaakt in het parametermenu Extra en wordt in paren toegewezen. 1. Tri-Pulse 2. Sine-Random 3. Saw-Noise. (31) INITIAL AMOUNT - modulatiediepte van het programma is onafhankelijk van een extern MOD-wiel.

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45

28
29
Quick Start Guide
PRO-800
(IT)
Passo 2:
Controlli
(33)
PW A-B
– applica la modulazione
LFO all'ampiezza dell'impulso di
entrambi gli oscillatori.
(34)
FILTER
– applica la modulazione
LFO alla frequenza di Cutoff
del filtro.
(35)
GLIDE
– aumenta il portamento
tra le note.
(36)
CUTOFF
– regola la frequenza
di taglio del filtro passa-basso
da 24 dB³ottava (4 poli).
(37)
RESONANCE
– regola la risonanza
del filtro. Ciò enfatizza le
frequenze intorno al punto
di Cutoff.
(38)
ENVELOPE AMOUNT
– imposta
la profondità dell’inviluppo
applicato. Se impostato su 0,
l'inviluppo del filtro non avrà
alcun effetto.
(39)
KEYBOARD
– quando
l'interruttore è messo su FULL, il
CV è applicato alla frequenza di
Cutoff dei filtri e il filtro traccia
la tastiera. Quando è nella
posizione OFF, le note più alte
suonate avranno una maggiore
attenuazione delle armoniche
rispetto alle note suonate nel
registro più basso. L'impostazione
½ fornisce un effetto intermedio
tra le impostazioni FULL e OFF.
L'impostazione FULL consente a un
filtro auto-oscillante un tracking
preciso della tastiera.
(40)
ATTACK
– controlla il tempo di
attacco dell’inviluppo del filtro.
(41)
DECAY
– controlla il tempo di
decadimento dell’inviluppo
del filtro.
(42)
SUSTAIN
– controlla il livello di
sostenuto dell’inviluppo del filtro.
(43)
RELEASE
– controlla il tempo di
rilascio dell’inviluppo del filtro.
(44)
ATTACK
– controlla il tempo
di attacco dell'inviluppo
dell'amplificatore.
(45)
DECAY
– controlla il tempo di
decadimento dell'inviluppo
dell'amplificatore.
(46)
SUSTAIN
– controlla il livello
di sostenuto dell'inviluppo
dell'amplificatore.
(47)
RELEASE
– controlla il tempo
di rilascio dell'inviluppo
dell'amplificatore.
(48)
MASTER TUNE
– regola
l’accordatura complessiva del
synth (+³- 1 semitono).
(49)
POWER LED
– indica che
l'alimentazione è accesa.
(50)
VOLUME
– imposta il
volume generale.
(51)
SYNC IN
– consente la
sincronizzazione con
sorgenti esterne.
(52)
FILTER CV IN
– consente di
controllare il Cutoff del filtro da
fonti esterne (quantità regolata
dalle impostazioni).
(53)
PHONES
– connessione
per la cuffia.
(54)
AUDIO OUT
– uscita audio
da 3,5mm.
(55)
MIDI IN
– accetta dati
MIDI in ingresso dal canale
midi selezionato.
Pannello posteriore
(56)
OUTPUT
– connessione a un mixer
o una scheda audio tramite un
cavo con jack da 6,35 mm.
(57)
FOOTSWITCH
– connessione a un
pedale per il controllo del Sustain.
(58)
MIDI CHANNEL SELECTION.
Per scegliere il canale MIFI,
spostate i 4 dip switch.
(59)
MIDI OUT/THRU
– MIDI OUT/
THRU per inviare i dati MIDI.
(60)
USB PORT
– per inviare o ricevere
informazioni MIDI via USB. Utile
anche per aggiornamenti.
(61)
POWER SWITCH
– Accende
e spegne il synth.
(62)
POWER INPUT
– connessione
esclusivamente per l’alimentatore
fornito in dotazione.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Bovenpaneel
(1)
PROGRAM DISPLAY
– geeft
het huidige programma aan in
Preset- of handmatige modi; en
parameters tijdens het gebruik
van de menu's.
(2)
PROGRAM SELECT 0-9
switches.
worden gebruikt om
programmanummers 0-100 te
selecteren. Er zijn vier banken
met programma's, waardoor
er in totaal 400 programma's
beschikbaar zijn. Deze toetsen
worden ook gebruikt om naar
menufuncties te gaan, zoals
hieronder wordt beschreven.
(3)
PRESET
– geeft aan dat de
PRO-800 volgens het geheugen
is geprogrammeerd. Als dit niet
brandt, geeft het handmatige
(manual) modus aan. Als het
knippert is er een parameter
bewerkt, maar is het programma
nog niet opgeslagen.
(4)
PERF
– Schakelt de PRO-800
naar handmatige modus. De
bedieningselementen op het
voorpaneel zijn actief. Na de
eerste keer indrukken zijn
patchparameters bewerkbaar, na
de tweede keer drukken wordt
handmatige modus actief (display
geeft P800 weer)
(5)
SETTINGS
– opent het
instellingenmenu.
(6)
TUNE
– Activeert het stemmen
van oscillators en filters.
(7)
SYNC SOURCE
– Kies uit intern,
MIDI, USB of Sync In.
(8)
SYNC CLOCK
– Na eerste keer
indrukken kan de clock BPM
worden ingesteld. Tweede keer
indrukken: de onderverdeling
(subdivision) van de clock. Derde
keer indrukken: PPQN(puls per
quarter note)-instellingen: 24, 48,
96 en 192 zijn beschikbaar.
(9)
REC
– wordt gebruikt voor het
opslaan van programma's of
sequences. Wordt ook gebruikt om
de arpeggiator te vergrendelen.
(10)
SEQ 1
– selecteert sequencebank
1 voor opname of afspelen.
(11)
SEQ 2
– selecteert sequencebank
2 voor opname of afspelen.
(12)
ARP UP DN
– regelt
arpeggiator per toetspositie.
Zie Arpeggiator hieronder.
(13)
ARP ASSIGN
– regelt
arpeggiator per toetsvolgorde.
Zie Arpeggiator hieronder.
(14)
VALUE
– wordt gebruikt om
parameterwaarden aan te passen,
zoals tempo.
(15)
FREQUENCY
– stelt de frequentie
voor beide oscillators in over
een bereik van 4 octaven. Het
frequentiebereik kan worden
ingesteld via het menu Extra
parameters (zie onder).
(16)
SYNC
– forceert OSC A om OSC B in
harde synchronisatie te volgen.
(17)
SAWTOOTH
– produceert
een volledige golfvorm met
alle harmonischen.
(18)
TRIANGLE
– produceert een
driehoeksgolf op vol niveau
met een bescheiden
harmonische energie.
(19)
PULSE
– schakelt een golfvorm
in op vol niveau, geregeld door
instelling van de pulsbreedte
[PULSE WIDTH].
(20)
PULSE WIDTH
– stelt de
harmonische inhoud van de
pulsgolf in door de cyclus in te
stellen van ongeveer 1 tot 99%.
50% is ongeveer een blokgolf.
(21)
LEVEL
– bepaalt het volume
van de oscillator. Het signaal
is 'schoon' tot niveau 5.
Daarboven wordt er geleidelijk
een vervormingseffect
geïntroduceerd.
(22)
FINE
– verhoogt OSC B-frequentie
tot één halve toon, voor
verstemmingseffecten (detune).
(23)
FIL ENV
– stelt het niveau van
de filterenvelope-generator in
voor de Polymod.
(24)
OSC B
– stelt het niveau in van de
OSC B-bron voor de Polymod.
(25)
FREQ A
– selecteert OSC
A-frequentie als bestemming
van de Polymod.
(26)
FILTER
– selecteert de cutoff-
frequentie van het filter als
bestemming van de Polymod.
(27)
UNISON TRACK
– zonder toets
in te drukken wordt het huidige
programma naar UNISON
geschakeld, zodat alle 8 stemmen
monofoon aan één noot worden
toegewezen. Als er tijdens het
indrukken van de toets een
akkoord wordt vastgehouden,
volgt het akkoord het toetsenbord
op en neer. Door op de knop te
drukken terwijl je een enkele noot
ingedrukt houdt, verandert de Pro
800 in een monofone synthesizer.
(28)
NOISE
– verhoogt het niveau van
de ruisgenerator.
(29)
LFO FREQUENCY
– stelt de LFO-
snelheid in van 0,25 tot 20 Hz.
(30)
SHAPE
– de LFO-vormselectie
wordt gemaakt in het
parametermenu Extra en wordt in
paren toegewezen. 1. Tri-Pulse 2.
Sine-Random 3. Saw-Noise.
(31)
INITIAL AMOUNT
modulatiediepte van het
programma is onafhankelijk van
een extern MOD-wiel.
PRO-800 Control
(NL)
Stap 2: Bediening