Lenovo PC 300PL User Guide (including system setup and option installation) - Page 117

IBM Enhanced Diagnostics

Page 117 highlights

Hoofdstuk 6. Probleemoplossing In dit hoofdstuk worden de diagnosehulpprogramma's besproken waarmee u problemen die zich voordoen tijdens het gebruik van de computer, kunt opsporen en verhelpen. Dit hoofdstuk bevat ook informatie over optiediskettes en hoe u een bijwerkfout van het Configuratieprogramma herstelt. Opmerking Als uw computer nadat u de aan/uitschakelaar hebt ingedrukt niet wil opstarten, doet u het volgende: Controleer of de computer en het beeldscherm zijn aangesloten op correct werkende stopcontacten. Controleer of alle kabels op de juiste plaats zijn aangesloten en of ze goed vast zitten. Als het probleem blijft bestaan, moet de computer worden nagezien. Problemen met uw computer kunnen ontstaan door fouten in de hardware of de software, of door fouten van de gebruiker (als u bijvoorbeeld op een verkeerde toets drukt). Met de hieronder beschreven diagnosemiddelen kunt u deze problemen zelf oplossen, of waardevolle informatie verzamelen die u aan een onderhoudstechnicus kunt doorgeven. Volg voor het controleren van de hardware de procedures die in dit hoofdstuk worden beschreven. U kunt tevens gebruik maken van de diagnoseprogramma's die bij de computer zijn geleverd (zie "IBM Enhanced Diagnostics" op pagina 127 voor een beschrijving van deze programma's). Als de hardware in orde is en u zelf geen fouten hebt gemaakt, zijn er misschien problemen met de software. Als u vermoedt dat er sprake is van een softwareprobleem en uw computer bevat door IBM vooraf geïnstalleerde software, raadpleegt u "IBM Enhanced Diagnostics" op pagina 127 voor informatie over het programma IBM Enhanced Diagnostics. Raadpleeg ook de documentatie van het besturingssysteem die bij uw computer is geleverd. Raadpleeg de documentatie die bij de software is geleverd als u zelf software hebt geïnstalleerd. De volgende hulpmiddelen zijn beschikbaar om een diagnose te maken van problemen met de hardware: Zelftest bij opstarten (POST) Probleemoplossingsschema Foutcodes en -berichten  Copyright IBM Corp. 1999 101

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184

Hoofdstuk 6.
Probleemoplossing
In dit hoofdstuk worden de diagnosehulpprogramma's besproken waarmee
u problemen die zich voordoen tijdens het gebruik van de computer, kunt
opsporen en verhelpen. Dit hoofdstuk bevat ook informatie over
optiediskettes en hoe u een bijwerkfout van het Configuratieprogramma
herstelt.
Opmerking
Als uw computer nadat u de aan/uitschakelaar hebt ingedrukt niet wil
opstarten, doet u het volgende:
±
Controleer of de computer en het beeldscherm zijn aangesloten op
correct werkende stopcontacten.
±
Controleer of alle kabels op de juiste plaats zijn aangesloten en of
ze goed vast zitten.
Als het probleem blijft bestaan, moet de computer worden nagezien.
Problemen met uw computer kunnen ontstaan door fouten in de hardware
of de software, of door fouten van de gebruiker (als u bijvoorbeeld op een
verkeerde toets drukt). Met de hieronder beschreven diagnosemiddelen
kunt u deze problemen zelf oplossen, of waardevolle informatie verzamelen
die u aan een onderhoudstechnicus kunt doorgeven.
Volg voor het controleren van de hardware de procedures die in dit
hoofdstuk worden beschreven. U kunt tevens gebruik maken van de
diagnoseprogramma's die bij de computer zijn geleverd (zie
IBM Enhanced
Diagnostics
op pagina
127 voor een beschrijving van deze programma's).
Als de hardware in orde is en u zelf geen fouten hebt gemaakt, zijn er
misschien problemen met de software. Als u vermoedt dat er sprake is van
een softwareprobleem en uw computer bevat door IBM vooraf
ge
ï
nstalleerde software, raadpleegt u
IBM Enhanced Diagnostics
op
pagina
127 voor informatie over het programma IBM Enhanced
Diagnostics. Raadpleeg ook de documentatie van het besturingssysteem die
bij uw computer is geleverd. Raadpleeg de documentatie die bij de software
is geleverd als u zelf software hebt ge
ï
nstalleerd.
De volgende hulpmiddelen zijn beschikbaar om een diagnose te maken van
problemen met de hardware:
±
Zelftest bij opstarten (POST)
±
Probleemoplossingsschema
±
Foutcodes en -berichten
Copyright IBM Corp. 1999
101