Lenovo PC 300PL User Guide (including system setup and option installation) - Page 67

Extra beveiliging

Page 67 highlights

Bij sommige besturingssystemen moet u een wachtwoord typen voordat het besturingssysteem wordt geladen. Beveiligingsprofiel per apparaat verandert niets aan de wijze waarop het besturingssysteem werkt. Als er een wachtwoord voor het besturingssysteem moet worden getypt, moet u dit typen op het moment dat hierom wordt gevraagd, ongeacht de instelling van voorziening Beveiligingsprofiel per apparaat. Een beveiligingsprofiel voor apparatuur instellen: 1. Start het Configuratieprogramma (zie "Het Configuratieprogramma starten en gebruiken" op pagina 41). 2. Selecteer in het menu van het Configuratieprogramma de optie Systeembeveiliging en druk op Enter. 3. Kies Beveiligingsprofiel per apparaat en druk op Enter. 4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter. 5. Druk tweemaal op Esc om naar het hoofdmenu van het Configuratieprogramma terug te keren. 6. Selecteer Instellingen opslaan in het hoofdmenu van het Configuratieprogramma en druk op Esc. Volg de instructies op het scherm om het Configuratieprogramma af te sluiten. Extra beveiliging Extra beveiliging is een aanvullende beveiligingsvoorziening van de PC 300PL 6565. Extra beveiliging kan alleen worden in- of uitgeschakeld als u de systeemprogramma's bijwerkt. Als Extra beveiliging is ingeschakeld terwijl er nog geen configuratiewachtwoord is ingesteld, werkt de computer alsof deze voorziening niet is ingeschakeld. Meer informatie over het instellen van een configuratiewachtwoord vindt u in "Configuratiewachtwoord instellen" op pagina 48. Als Extra beveiliging is ingeschakeld en u wel een configuratiewachtwoord hebt ingesteld, is de computer als volgt beveiligd: De inhoud van de beveiligings-EEPROM (uw configuratiewachtwoord en de opstartvolgorde) is beveiligd tegen batterij- en CMOS-geheugenstoringen. De beveiligings-EEPROM is beveiligd tegen ongeautoriseerde toegang. Dit houdt in dat de beveiligings-EEPROM kan niet worden gelezen en er niet meer naar kan worden geschreven vanuit de softwaretoepassingen of systeemsoftware totdat Extra beveiliging is uitgeschakeld en de computer opnieuw wordt opgestart. In een Hoofdstuk 4. Configuratieprogramma 51

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184

Bij sommige besturingssystemen moet u een wachtwoord typen voordat het
besturingssysteem wordt geladen. Beveiligingsprofiel per apparaat
verandert niets aan de wijze waarop het besturingssysteem werkt. Als er
een wachtwoord voor het besturingssysteem moet worden getypt, moet u
dit typen op het moment dat hierom wordt gevraagd, ongeacht de instelling
van voorziening Beveiligingsprofiel per apparaat.
Een beveiligingsprofiel voor apparatuur instellen:
1.
Start het Configuratieprogramma (zie
Het Configuratieprogramma
starten en gebruiken
op pagina
41).
2.
Selecteer in het menu van het Configuratieprogramma de optie
Systeembeveiliging
en druk op Enter.
3.
Kies
Beveiligingsprofiel per apparaat
en druk op Enter.
4.
Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter.
5.
Druk tweemaal op Esc om naar het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma terug te keren.
6.
Selecteer
Instellingen opslaan
in het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma en druk op Esc. Volg de instructies op het
scherm om het Configuratieprogramma af te sluiten.
Extra beveiliging
Extra beveiliging is een aanvullende beveiligingsvoorziening van de PC
300PL 6565.
Extra beveiliging kan alleen worden in- of uitgeschakeld als u de
systeemprogramma's bijwerkt. Als Extra beveiliging is ingeschakeld terwijl
er nog geen configuratiewachtwoord is ingesteld, werkt de computer alsof
deze voorziening niet is ingeschakeld. Meer informatie over het instellen
van een configuratiewachtwoord vindt u in
Configuratiewachtwoord
instellen
op pagina
48.
Als Extra beveiliging is ingeschakeld en u wel een configuratiewachtwoord
hebt ingesteld, is de computer als volgt beveiligd:
±
De inhoud van de beveiligings-EEPROM (uw configuratiewachtwoord
en de opstartvolgorde) is beveiligd tegen batterij- en
CMOS-geheugenstoringen.
±
De beveiligings-EEPROM is beveiligd tegen ongeautoriseerde toegang.
Dit houdt in dat de beveiligings-EEPROM kan niet worden gelezen en
er niet meer naar kan worden geschreven vanuit de
softwaretoepassingen of systeemsoftware totdat Extra beveiliging is
uitgeschakeld en de computer opnieuw wordt opgestart. In een
Hoofdstuk 4.
Configuratieprogramma
51