Lenovo PC 300PL User Guide (including system setup and option installation) - Page 94

Werken met geheugen

Page 94 highlights

Werken met geheugen U kunt het geheugen van de computer uitbreiden om de prestaties van het systeem te verhogen. Uw computer bevat twee aansluitingen voor geheugenmodules waarin u maximaal 1 GB systeemgeheugen kunt installeren. De computer maakt gebruik van DIMM's (dual inline memory modules). De door IBM geïnstalleerde DIMM's die bij de computer worden geleverd, zijn SDRAM-modules (synchronous dynamic random access memory) zonder buffer. Houd u bij het installeren of vervangen van DIMM's aan de volgende regels: Plaats een nieuwe geheugenmodule in de eerste vrije aansluiting, beginnend bij DIMM 0. Gebruik uitsluitend 3,3 V, 133 MHz, SDRAM DIMM's zonder buffer. Gebruik een combinatie van ondersteunde 32, 64, 128, 256 of 512 MB SDRAM DIMM's. Opmerking: Zie het label met de afbeelding van de systeemplaat aan de binnenkant van de computer voor de plaats van de geheugenaansluitingen. Voordat u begint: Lees "Veiligheidsrichtlijnen" op pagina ix en "Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit" op pagina 63. Lees de instructies bij het nieuwe systeemgeheugen. Zet de computer en alle randapparatuur uit. Maak alle externe kabels en netsnoeren los en verwijder de kap (zie "De kap verwijderen - towermodel" op pagina 70 of "De kap verwijderen - desktopmodel" op pagina 65). In "Toegang tot de systeemplaat" op pagina 76 kunt u zien op welke plaats op de systeemplaat de verschillende onderdelen zich bevinden. Opmerkingen: 1. Indien nodig verwijdert u eerst de voedingseenheid om toegang te krijgen tot de DIMM-aansluitingen. Raadpleeg "De voedingseenheid verplaatsen - desktopmodel" op pagina 68 of "De voedingseenheid verplaatsen - towermodel" op pagina 73. 2. Mogelijk moet u een adapter verwijderen om toegang te krijgen tot de DIMM-aansluitingen. 78 PC 300PL en PC 300GL Handboek voor de gebruiker

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184

Werken met geheugen
U kunt het geheugen van de computer uitbreiden om de prestaties van het
systeem te verhogen. Uw computer bevat twee aansluitingen voor
geheugenmodules waarin u maximaal 1 GB systeemgeheugen kunt
installeren.
De computer maakt gebruik van DIMM's (dual inline memory modules). De
door IBM ge
ï
nstalleerde DIMM's die bij de computer worden geleverd, zijn
SDRAM-modules (synchronous dynamic random access memory) zonder
buffer.
Houd u bij het installeren of vervangen van DIMM's aan de volgende
regels:
±
Plaats een nieuwe geheugenmodule in de eerste vrije aansluiting,
beginnend bij
DIMM 0
.
±
Gebruik uitsluitend 3,3 V, 133 MHz, SDRAM DIMM's zonder buffer.
±
Gebruik een combinatie van ondersteunde 32, 64, 128, 256 of 512 MB
SDRAM DIMM's.
Opmerking:
Zie het label met de afbeelding van de systeemplaat aan de
binnenkant van de computer voor de plaats van de
geheugenaansluitingen.
Voordat u begint:
±
Lees
Veiligheidsrichtlijnen
op pagina
ix en
Omgaan met
apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
op
pagina 63.
±
Lees de instructies bij het nieuwe systeemgeheugen.
±
Zet de computer en alle randapparatuur uit.
±
Maak alle externe kabels en netsnoeren los en verwijder de kap (zie
De kap verwijderen
towermodel
op pagina
70 of
De kap
verwijderen
desktopmodel
op pagina
65).
±
In
Toegang tot de systeemplaat
op pagina
76 kunt u zien op
welke plaats op de systeemplaat de verschillende onderdelen zich
bevinden.
Opmerkingen:
1.
Indien nodig verwijdert u eerst de voedingseenheid om toegang te
krijgen tot de DIMM-aansluitingen. Raadpleeg
De voedingseenheid
verplaatsen
desktopmodel
op pagina
68 of
De voedingseenheid
verplaatsen
towermodel
op pagina
73.
2.
Mogelijk moet u een adapter verwijderen om toegang te krijgen tot de
DIMM-aansluitingen.
78
PC 300PL en PC 300GL Handboek voor de gebruiker