Lenovo PC 300PL User Guide (including system setup and option installation) - Page 61

Wachtwoorden, Systeemwachtwoord instellen

Page 61 highlights

Wachtwoorden Ter beveiliging van uw computer en uw gegevens kunt u wachtwoorden instellen. U kunt kiezen uit twee typen wachtwoorden: een systeemwachtwoord of een configuratiewachtwoord. Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een van beide wachtwoorden instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen aandachtig door. Opmerking: Maak bij het typen van wachtwoorden met numerieke tekens geen gebruik van het numerieke toetsenblok. Systeemwachtwoord instellen Het systeemwachtwoord voorkomt dat onbevoegde personen toegang krijgen tot uw computer. Bij het instellen van het systeemwachtwoord kunt u kiezen uit drie werkstanden voor de wachtwoordaanwijzing: Aan In deze werkstand wordt u gevraagd het systeemwachtwoord op te geven wanneer u de computer aanzet. Het besturingssysteem van de computer wordt pas gestart als het correcte wachtwoord wordt opgegeven. Tot dat moment blijft het toetsenbord ook vergrendeld. Als u een muis hebt aangesloten op de muispoort, blijft deze ook vergrendeld. Als de muis is aangesloten op een seriële poort, wordt de muis altijd geactiveerd wanneer de computer wordt gestart, ongeacht of er een wachtwoord is ingesteld. Opmerking: Als de optie Beheer op afstand is ingeschakeld, is het niet mogelijk om Aan te kiezen. Kies in dat geval Dubbel. Als u toch probeert om Aan te kiezen als Beheer op afstand is ingeschakeld, zal dit automatisch worden teruggezet op Dubbel. Meer informatie hierover kunt u vinden in "Beheer op afstand instellen" op pagina 54. Uit In de werkstand Uit (ook wel Onbewaakt starten genoemd) verschijnt er geen aanwijzing voor het systeemwachtwoord als u de computer aanzet. De computer start het besturingssysteem. Lees de onderstaande informatie als er een muis is aangesloten op de muispoort. Hoofdstuk 4. Configuratieprogramma 45

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13
  • 14
  • 15
  • 16
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
  • 21
  • 22
  • 23
  • 24
  • 25
  • 26
  • 27
  • 28
  • 29
  • 30
  • 31
  • 32
  • 33
  • 34
  • 35
  • 36
  • 37
  • 38
  • 39
  • 40
  • 41
  • 42
  • 43
  • 44
  • 45
  • 46
  • 47
  • 48
  • 49
  • 50
  • 51
  • 52
  • 53
  • 54
  • 55
  • 56
  • 57
  • 58
  • 59
  • 60
  • 61
  • 62
  • 63
  • 64
  • 65
  • 66
  • 67
  • 68
  • 69
  • 70
  • 71
  • 72
  • 73
  • 74
  • 75
  • 76
  • 77
  • 78
  • 79
  • 80
  • 81
  • 82
  • 83
  • 84
  • 85
  • 86
  • 87
  • 88
  • 89
  • 90
  • 91
  • 92
  • 93
  • 94
  • 95
  • 96
  • 97
  • 98
  • 99
  • 100
  • 101
  • 102
  • 103
  • 104
  • 105
  • 106
  • 107
  • 108
  • 109
  • 110
  • 111
  • 112
  • 113
  • 114
  • 115
  • 116
  • 117
  • 118
  • 119
  • 120
  • 121
  • 122
  • 123
  • 124
  • 125
  • 126
  • 127
  • 128
  • 129
  • 130
  • 131
  • 132
  • 133
  • 134
  • 135
  • 136
  • 137
  • 138
  • 139
  • 140
  • 141
  • 142
  • 143
  • 144
  • 145
  • 146
  • 147
  • 148
  • 149
  • 150
  • 151
  • 152
  • 153
  • 154
  • 155
  • 156
  • 157
  • 158
  • 159
  • 160
  • 161
  • 162
  • 163
  • 164
  • 165
  • 166
  • 167
  • 168
  • 169
  • 170
  • 171
  • 172
  • 173
  • 174
  • 175
  • 176
  • 177
  • 178
  • 179
  • 180
  • 181
  • 182
  • 183
  • 184

Wachtwoorden
Ter beveiliging van uw computer en uw gegevens kunt u wachtwoorden
instellen. U kunt kiezen uit twee typen wachtwoorden: een
systeemwachtwoord of een configuratiewachtwoord. Om de computer te
kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een van beide
wachtwoorden instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen,
lees dan de volgende paragrafen aandachtig door.
Opmerking:
Maak bij het typen van wachtwoorden met numerieke tekens
geen gebruik van het numerieke toetsenblok.
Systeemwachtwoord instellen
Het systeemwachtwoord voorkomt dat onbevoegde personen toegang
krijgen tot uw computer. Bij het instellen van het systeemwachtwoord kunt
u kiezen uit drie werkstanden voor de wachtwoordaanwijzing:
Aan
In deze werkstand wordt u gevraagd het systeemwachtwoord
op te geven wanneer u de computer aanzet. Het
besturingssysteem van de computer wordt pas gestart als het
correcte wachtwoord wordt opgegeven. Tot dat moment blijft
het toetsenbord ook vergrendeld. Als u een muis hebt
aangesloten op de muispoort, blijft deze ook vergrendeld. Als
de muis is aangesloten op een seri
ë
le poort, wordt de muis
altijd geactiveerd wanneer de computer wordt gestart, ongeacht
of er een wachtwoord is ingesteld.
Opmerking:
Als de optie
Beheer op afstand
is ingeschakeld, is
het niet mogelijk om
Aan
te kiezen. Kies in dat
geval
Dubbel
. Als u toch probeert om
Aan
te
kiezen als
Beheer op afstand
is ingeschakeld, zal
dit automatisch worden teruggezet op
Dubbel
.
Meer informatie hierover kunt u vinden in
Beheer op afstand instellen
op pagina
54.
Uit
In de werkstand Uit (ook wel Onbewaakt starten genoemd)
verschijnt er geen aanwijzing voor het systeemwachtwoord als
u de computer aanzet. De computer start het
besturingssysteem. Lees de onderstaande informatie als er een
muis is aangesloten op de muispoort.
Hoofdstuk 4.
Configuratieprogramma
45